zijn eigenlijk een soort veters, die vóór de uitvinding van knoop en knoopsgat dienden voor het dichtmaken van de kleding. Oorspronkelijk behoort de benaming slechts aan het metalen uiteinde van het lint of koord (nestelpen).
Later is de naam overgegaan op een schouderversiering van lint of koord, die tot militair distinctief diende. Omstreeks 1700 werden in het Nederlandse leger vele regimenten onderscheiden door nestels of, zoals het toen heette, nestelingen van verschillende kleuren. Bij de infanterie geraakte dit tegen 1750 in onbruik, doch bij de cavalerie bleef de nestel nog geruime tijd gehandhaafd. Ook was een nestel van goud of zilver op de rechterschouder tot 1795 het onderscheidingsteken van de officieren. Tijdens het eerste Keizerrijk waren de nestels een onderscheidingsteken van sommige bereden élitetroepen, zoals de garde-cavalerie en de gendarmerie. In het Nederlandse leger draagt de Kon. Marechaussee sinds 1814 de nestels op de linkerschouder, terwijl de officieren van het Militaire Huis van H.M. de Koningin het versiersel op de rechterschouder dragen.
In BELGIË waren de nestels, van 1831 af, een onderscheidingsteken van sommige bereden korpsen (Gidsen en Lansiers tot 1863) en van sommige eenheden van de Burgerwacht. Thans draagt de Gendarmerie de nestels op de linkerschouder. De officieren van het Militaire Huis van de Koning hebben het gouden versiersel op de rechterschouder.