is een siermotief van Aziatische oorsprong. Het is in hoofdzaak lineair en vult door voortdurende uitbreiding een geheel vlak.
Het bestaat uit twee elementen: de eindeloos krullende en bewegende stengellijn en de aan die stengel voorkomende bladmotieven, die de indruk maken slechts uit de helft van spitsovale bladen te bestaan en die daarmede ieder naturalistisch karakter hebben verloren. Daar dit motief voornamelijk door de Arabieren via Noord-Afrika naar Europa, met name Spanje, is gekomen, waar dus de stam van de „Moren” de bemiddelaar en overbrenger was, heeft men het oorspronkelijk in het algemeen de „arabesk” genoemd. Daar door begripsverwarring (vnl. in Italië) alle mogelijke ornamenten die vlakken, friezen of regels moesten bedekken, ,,’rabeschi” genoemd werden, heeft men op het einde der 19de eeuw voor de speciale Moorse vorm ter onderscheiding het woord „moreske” ingevoerd. Het moreskornament kwam vooral in het midden der 16de eeuw ook in de ornamentiek van het Noorden (Zuid-Duitsland, Peter Flötner) en in de 17de in Nederland (Balthasar Sylvius) voor.DR M. ELISABETH HOUTZAGER