Frans dichter en prozaschrijver (Parijs 3 Oct. 1897), voelde zich eerst tot het dadaïsme aangetrokken, later neigde hij meer naar het surréalisme. In zijn eerste gedichten treft ons zijn oorspronkelijke fantasie, die hem in staat stelt in het meest alledaagse nog het „wonder” te ontdekken en ons dat ook te doen gevoelen. Als communist heeft hij zich echter tot de strijdbare poëzie gewend, waarbij zijn werk soms wel iets van de vroegere dichterlijke bekoring heeft verloren.
Tijdens de bezetting van zijn land door de Duitsers heeft Aragon een belangrijk aandeel in de verzetsbeweging genomen. Vergezeld van zijn vrouw, Elsa Triolet, de bekende Franse schrijfster van Russische oorsprong, hield hij zich geruime tijd schuil in de omgeving van Lyon. Gedurende deze tijd verschenen van zijn hand, in de clandestiene pers en onder verschillende schuilnamen (o.a. François la Colère), talrijke geschriften, waarin hij uiting geeft aan zijn felle haat tegen den onderdrukker. In La Diane française ( 1945) is een gedeelte van zijn verzetspoëzie verzameld; hierin beschrijft hij het strijden en sterven van hen, die in de verzetsbeweging vochten voor hun ideeën en voor de bevrijding van Frankrijk.
Bibl.: Feu de joie (1920); Anicet où le panorama (1921); Les aventures de Télémaque (1922); Les plaisirs de la Capitale (1923); Le Libertinage (1924); Le mouvement perpétuel (1920-24); Le paysan de Paris (1926); Traité du style (1928); La grande gaieté (1929); Hourra, l’Oural (1934); Les cloches de Bâle (1934); Pour un réalisme socialiste (1935); Les beaux quartiers (1936); Le Crève-Coeur (1941); Les yeux d’Eisa (1940-42); Le Musée Grévin (1943); Les voyageurs de l’impériale (1942); Aurélien (1944); Le crime contre l’esprit (1944); La Diane française (1945); Servitude et grandeur des Français (1945); Chronique du Bel-Canto (1947).
Lit.: Claude Roy, Poètes d’aujourd’hui: Aragon (1945); H. Josephson and M. Cowley, Aragon Poet of Résurgent France (London 1947).