Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 24-01-2022

La bibliothèque nationale

betekenis & definitie

te Parijs, 58 rue de Richelieu, is de oudste nationale bibliotheek in Europa en een van de grootste en rijkste ter wereld. In zekere zin vormde de „Bibliothèque du roi” van Karel V, de Wijze, in de toren van het Louvre de grondslag van Frankrijks huidige nationale bibliotheek.

Opgemerkt moet echter worden dat zijn voorgangers, o.m. de H. Lodewijk, ook boekverzamelingen aanlegden, en dat de collectie van Karel V, bij zijn dood in 1380, 1183 handschriften omvattend, onder Karel VI in 1424 voor het grootste deel verkocht werd en naar Engeland overgebracht. Karel VIII (1483-1498) sleepte heel wat boeken als oorlogsbuit uit Italië weg. Lodewijk XII (1498-1515) bracht een nieuwe bibliotheek bijeen in zijn kasteel te Blois en verrijkte haar met handschriften uit andere landen. Frans I (1515-1547) bracht de boekverzameling in 1534 van Blois naar Fontainebleau over, verzamelde Griekse en Oosterse handschriften en benoemde de humanist Guillaume Budé* tot maître de la librairie. Hendrik IV (1589-1610) liet haar naar het Collège de Clermont te Parijs vervoeren.

In de hoofdstad verhuisde de bibliotheek, die afwisselend Bibliothèque du roi en Bibliothèque royale genoemd werd, van het Collège de Clermont naar het klooster der Kordelieren. naar een huis in de rue de la Harpe. Kwam de bibliotheek onder de regering van Frans I tot grote bloei, een andere glansperiode in haar geschiedenis was de 17de eeuw, in het bijzonder onder Lodewijk XIV (1643-1715). J.-B. Colbert, zelf een groot verzamelaar en bibliophiel, wist door zijn ondernemingsijver, invloed en kennis de bloei van de bibliotheek van zijn meester, de Zonnekoning, sterk te bevorderen. De bibliotheek werd in 1666 onder zijn toezicht in een huis, dat aan zijn eigen tuin grensde, in de rue Vivienne ondergebracht, talrijke belangrijke schenkingen werden gedaan, in het binnen- en buitenland werden door het toedoen van Colbert rijke verzamelingen aangekocht en doubletten in de Mazarin bibliotheek tegen doubletten van de Koninklijke bibliotheek uitgewisseld. Uit de tijd van Lodewijk XIV dateren de verzamelingen Dupuy (1652); Gaston d’Orléans (1660, munten en penningen); de Béthune (1662, handschriften); Abbé M. de Marolles (1666, gravures, prenten en tekeningen); aartsbisschop M.

Ie Tellier (1710, handschriften); Roger de Gaignières (1711, boeken, handschriften, penningen en tekeningen). In de eerste helft van de 18de eeuw maakte Abbé J. Bignon, die de leiding van de bibliotheek van 1718-1741 in handen had, zich bijzonder verdienstelijk. Hij was de tweede grote organisator van de bibliotheek. Onder zijn beleid werd zij in 1724 overgebracht naar het in beslag genomen hotel van de bankroetier Law in de rue de Richelieu. Hij deelde haar in in vier départements, die feitelijk thans nog bestaan, centraliseerde in de koninklijke bibliotheek al wat er in de verschillende hofverzamelingen aanwezig was (o.a. te Fontainebleau, in het Louvre); maakte in 1735 de bibliotheek toegankelijk voor het studerend publiek en begon de samenstelling van catalogi die verschenen in 1739-1753 voor de gedrukte werken, 6 dln; 1739-1744 voor de handschriften, 4 dln.

In de loop van de 18de eeuw werden verder in de bibliotheek opgenomen de verzamelingen d’Hozier (1717, genealogie); de Baluze (1719); de Thoisy (1726, recht); de Brossard (1726, muziek); Colbert (1732, handschriften); de Caylus (1762) en de bibliotheek van Huet (1765). Onder de Revolutie en de volgende regimes, speciaal echter onder het keizerrijk, groeide de voormalige koninklijke bibliotheek steeds aan. Doordat door de hoofdbibliothecaris, Van Praet, een keuze kon worden gedaan uit de talloze genationaliseerde verzamelingen van de onteigende kloosters, kerken en émigré’s, nam het boekbezit in de jaren na de Revolutie in sterke mate toe. Vóór die plotselinge aangroei waren er 300 000 banden aanwezig, na de opneming van een keuze uit de door de nationalisatie gevormde dépôts littéraires waren er 600 000, en na Waterloo 800 000 banden. Want door de legers van de Republiek en van Napoleon werden talrijke bibliotheekschatten uit geheel continentaal Europa naar Parijs overgebracht; slechts een deel van die buit vond de weg naar de landen van herkomst terug. Onder de Revolutie werd ze de Bibliothèque nationale genoemd, later, al naar gelang het politiek regime, weer tot impériale of royale omgedoopt.

De 19de eeuw is de eeuw van Leopold Delisle, de tijd van de samenstelling van degelijke catalogi (het uitgeven van de Catalogue général des livres imprimés begon in 1897 en band 171 verscheen in 1948,) van belangrijke verbouwingen onder architect H, Labrouste (o.a. het metalen boekenmagazijn). Belangrijke aanwinsten uit die tijd zijn: de verzameling van de hertog de Luynes (1862); de bibliotheek Labédoyère (1863); de serie Angrand (1889); de bibliotheek van Ernest Renan (1895); de handschriften van Victor Hugo (1885) en van de Lamartine (1897).De 20ste eeuw begon met een inzinking: organisatorisch was de Bibliothèque nationale niet op het peil der andere grote nationale bibliotheken, en na Wereldoorlog I lieten haar schrale budgetaire middelen geen belangrijke aankopen toe. Ca 1930 poogde men echter voorziening te treffen in zake de inrichting en huisvesting. In 1854 was een groots plan van vergroting en verbouwing klaar; echter pas in 1932 kon dit door de opening van de Salie ovale voor de tijdschriften worden ten einde gebracht. Onmiddellijk daarop begon een nieuwe uitbreiding van de Bibliothèque nationale. Te Versailles werd een modem depot (het eerste van een stel van 5 gelijksoortige gebouwen aldaar) opgericht van 1932-1934, waarin verzamelingen van dagbladen, uitgegeven in de verschillende departementsteden werden ondergebracht. Inmiddels werd in het gebouw in de rue de Richelieu te Parijs zelf een nieuwe reeks van verbouwingen ondernomen: een nieuwe cataloguszaal, een leeszaal voor de werken uit de Reserve van zeldzame en kostbare boeken, nieuwe lokalen voor de catalogiseerdienst en nieuwe boekenmagazijnen werden ingericht.

De Bibliothèque nationale omvat vier belangrijke afdelingen:

1. département des imprimés met ca 4i millioen banden en een afdeling kaarten en plattegronden. (Een belangrijke bron van aanwinsten is het „dépôt légal” (het „plichtexemplaar”), ingesteld reeds onder de regering van Frans I in 1536. Bij een decreet van 29 Dec. 1933, worden de uitgevers verplicht niet alleen exemplaren van hun boekuitgaven, maar ook van periodieken ter beschikking van de Nationale Bibliotheek te stellen) ;
2. département des manuscrits, een buitengewoon rijke afdeling met thans meer dan 125 000 handschriften ;
3. département des médailles et antiques;
4. département des estampes. Sedert 1927 is de Bibliothèque Mazarine een nieuw departement.

Onder haar grootste bibliothecarissen kunnen genoemd worden Guillaume Budé, bisschop Jacques Amyot, abbé Jérome Bignon, Van Praet, Leopold Delisle.

De Bibliothèque nationale is een presentiebibliotheek: boeken en handschriften worden echter in bruikleen aan binnen- en buitenlandse bibliotheken gestuurd. Fotografische reproducties worden bezorgd; het microfilmatelier is het belangrijkste in continentaal Europa.

PROF. DR J. F. VANDERHEYDEN

Lit.: L. Vallée, La Bibliothèque nationale (Paris 1894); A. Franklin, Histoire de la Bibliothèque mazarine, 2me éd. (Paris 1901); L. Labrouste, La Bibliothèque nationale, ses bâtiments et ses constructions (Paris 1885); P. R. Roland Marcel, La „librairie” et le Cabinet de France jusqu’à la fin du siècle de Louis XIV, in Revue de Paris, 15 Dec, 1926 (over de oorsprong van de Bibl.

Nat.) ; J. Cain, A la Bibliothèque nationale. Autour du catalogue (in: Revue des Deux-Mondes, 15 Mrt 1936); E. G. Ledos, Histoire des catalogues des livres imprimés de la Bibliothèque nationale (Paris 1936). Verder over de jongste verbouwingen: J.

Cain, Les transformations de la Bibliothèque nationale et le dépôt annexe de Versailles (Paris 1936). Over hetzelfde onderwerp: L’Architecture d’Aujourd’hui. Bibliothèques, gme Année (1938) no 3 (Mars). Verder zijn er de jaarverslagen door de „administrateur-générai”, die ook in de „Journal officiel” verschijnen. Zie ook: Guide du Lecteur à la Bibliothèque nationale, à la Mazarine et 1'Arsenal, 2me éd. (Paris 1930); A. Esdaile, National libraries of the World (London 1934).

< >