Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Kaliber

betekenis & definitie

(1) is de middellijn van de ziel van een vuurwapen, bij getrokken wapenen gemeten over de velden. Bij geschut spreekt men van lichte, middelbare en zware kalibers; de grens is niet scherp te trekken en hangt af van de geschutsoort, doch in grote trekken rekent men de kalibers tot ca 10 cm tot de lichte, die van ca 10 tot ca 18 cm tot de middelbare en die daarboven tot de zware.

Het zwaarste tot dusverre geconstrueerde kaliber heeft de Amerikaanse 91 cm mortier (Little David).In Nederland wordt het geschut benoemd naar zijn kaliber afgerond in cm. Bij de Landmacht wordt deze benoeming veelal aangevuld met een korte aanduiding van de geschutsoort: veld, tl (tegen luchtdoelen), tp (tegen pantsers), pv (pantservoertuig). Waar nodig wordt nog de betrekkelijke lengte van de schietbuis, uitgedrukt in kalibers en/of een nummer vermeld; deze laatste methode is bij de Marine in gebruik. Vóór Wereldoorlog II beschikte het Nederlandse leger bijv. over houwitsers van 15 1.15 en van 15 1.17 en over 7 tl no 1 en no 2. In het buitenland wordt het kaliber wel in mm (Frankrijk) of in inches (Amerika, Engeland) vermeld. Vroeger werd het geschut benoemd naar het gewicht van de er mee te verschieten projectielen, welke aanduiding in Engeland en ook in Nederland voor het van Engeland overgenomen geschut nog wordt gebruikt (o.a. 25ponder).

Bij de klein-kaliberwapenen (handvuurwapenen en mitrailleurs tot ca 15 mm) wordt het kaliber in mm uitgedrukt. Bij de Marine worden ook de mitrailleurs van groter kaliber benoemd in mm; nu echter het verschil tussen mitrailleurs en automatisch geschut begint te vervagen is het moeilijk dit systeem consequent door te voeren.

Bij de handvuurwapenen heeft een streven bestaan het kaliber zo klein te nemen als technisch uitvoerbaar was, ten einde de man een zo groot mogelijke voorraad lichte patronen te kunnen meegeven; er gingen zelfs stemmen op het kaliber der geweren tot 3 mm te verminderen. Door de onvoldoende „stopping-power” van de lichte kogel hebben dergelijke wapenen onvoldoende uitwerking. Een kaliber van 6,5 mm moet als een minimum worden beschouwd en in de meeste legers hebben de geweren dan ook een kaliber van 7 à 8 mm. De pistolen met kaliber van 6,35 en 7,65 mm hebben eveneens slechts geringe uitwerking, voor militaire doeleinden is 9 mm een minimum.

Voor hageljachtgeweren geschiedt de aanduiding als regel door een nummer, aangevende het aantal ronde loden kogels van de betrokken doorsnede, dat te zamen een Engels pond weegt variërende van 4 tot 32.

Onder kalibreren wordt verstaan:

a. het met de daarvoor bestemde instrumenten nauwkeurig opmeten van het kaliber op verschillende punten van de ziel bijv. ter controle van de slijtage;
b. het verwerken van door schieten bepaalde drachtsverschillen tot fictieve verschillen in aanvangssnelheid.

Onder rekalibreren verstaat men het opnieuw voor gebruik geschikt maken van een verschoten huls door de daartoe vereiste bewerkingen: terugbrengen in de oorspronkelijke vorm en voorzien van nieuwe slagdop of slaghoedje.

LUIT.-KOLONEL IR M. BRINKGREVE

(2), een meetwerktuig, dat op een bepaalde maat is vervaardigd of afgesteld. Het wordt gebruikt voor nauwkeurige metingen, waarbij onderzocht moet worden of de dikte van een as of pen, ofwel de boring van een gat, gelegen is tussen de beide grensmaten van het passingstel, die in het kaliber zijn vastgelegd.

< >