(Johann) (Wenzel Anton Franz Karel), Graaf, Oostenrijks veldmaarschalk (sinds 1836) (Trzebnitz bij Klattau, Bohemen. 2 Nov. 1766 - Milaan 5 Jan. 1858), maakte eerst de Turkenoorlog van 1788/1789 mee en onderscheidde zich vervolgens in alle Napoleontische oorlogen. In de bevrijdingsoorlogen van 1813/14 was hij chef van de staf van de Oostenrijkse opperbevelhebber Vorst Schwarzenberg.
Sedert 1831 was hij Oostenrijks opperbevelhebber in het Lombardisch-Venetiaans koninkrijk. 25 Juli 1848 won hij de slag bij Custozza op Karel Albert van Sardinië-Piemont en in 1849 bij Novara (23 Mrt). Tot 1857 bleef hij gouverneur-generaal van het Oostenrijkse deel van Noord-Italië.Bibl.: Denkschriften milit. politischen Inhalts (1858); Selbstbiographie (in: Mitteilungen des k. k. Kriegsarchivs, Neue Folge, dl I, 1887); Briefe des Feldmarschalls R. an seine Tochter Frederike 1847-57 (ed. Duhr 1892).
Lit.: Biographieën van C. v. Duncker (1891); W. Kroner (1891); A. Luzio (Ital. 1901); F. v. Kosch (1915); E. Molden (1915).
E. Brabec (1915). Vgl. ook nog A. Troubetzkoi, Campagnes du Feldmaréchal Comte R. dans le nord de l’Italie en 1848/49 (1860) en H. Kunz, Die Feldzüge des Feldm. R. in Oberitalien 1848/49 (1890).
