Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Johan van der WOUDE

betekenis & definitie

Nederlands letterkundige (Groningen 6 Jan. 1906), aanvankelijk technisch opgeleid en als zodanig in het buitenland werkzaam, wijdt zich sinds 1932 uitsluitend aan de letteren. Na Wereldoorlog II verbond hij zich als letterkundig medewerker aan Vrij Nederland. Hij publiceerde romans, essays, toneelwerk en vertalingen.

In zijn romans, waarvan hij de stof nu en dan aan de historie ontleent, toont hij zich een bekwaam, boeiend schrijver, in psychologisch opzicht een scherp analyserend waarnemer.Bibl.: Romans: Straat Magellanes (1933); De Faun (1934); Belle van Zuylen (historisch, 1934); Macht over Granvell (1935); De vreemdeling (1936); Jan Pieterszoon Coen (historisch, karakterschets, 1936); Spel in Positano (roman en essay, 1937); Blauwbaard en Octopus (1939); Een Hollandsch binnenhuisje (1937); Portelet (1940); Derk Waterman, de Hollander (1941); Anatomie (1941, herdr. 1952: Schandaal van dokter Knox); (onder ps. Martijn Gort) Zeven brieven (1944); Arnhem, betwiste stad (1945); Goen, Koopman van Heeren Zeventien (.1948); Marianne Biron (1951).

< >