Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Jean Baptiste Camille COROT

betekenis & definitie

Frans schilder (Parijs 17 Juli 1796-22 Febr. 1875), werd door zijn ouders, die er zelf een modemagazijn op nahielden, eerst als verkoper bij een lakenhandelaar geplaatst. Na vijf jaar kreeg hij het gedaan, zich aan de schilderkunst te mogen wijden (1822).

Zijn leermeester, Victor Bertin, onderwees hem vooral het schilderen van historische landschappen. Nog jaren later zal hij af en toe werk in die geest maken (Homerus en de herders, 1845; Dante en Vergilius, 1859). Als hij drie jaar later zijn eerste reis naar Rome onderneemt, wordt hij door de meeste jonge Franse schilders daar bijzonder gewaardeerd als mens en kameraad, maar weinig als kunstenaar. Daar maakt hij zich immers volkomen los van de theorieën die in die jaren de Franse schilderkunst beheersen en laat zich direct inspireren door de natuur en het licht.

Zo ontwikkelt hij zijn landschapskunst met onvergelijkelijk poëtische visie. De innerlijke rust en het evenwicht van de werken van een Claude Lorrain vindt men terug in de doeken van Corot. Zijn schildering is echter van een ongehoorde teerheid en uiterst verfijnde, beheerste nuance van kleur en van toon. Terug in Parijs (1829), kan zijn werk geen genade vinden in de ogen van de classicistische meesters,terwijl de romantici vinden dat zijn werk te rustig van sfeer en niet fel genoeg van kleurcontrasten is.Hijzelf verklaart tegenover deze aanvallen dat datgene, waarop hij zich het meeste toelegt, ten eerste de vorm is en ten tweede de tonaliteit. Daarbij weet hij in zijn werk een sfeer en een atmosfeer te scheppen („l’enveloppe”, zoals hij het zelf noemt), die hem doen vooruitlopen op de latere impressionnisten. In Frankrijk en op tal van buitenlandse reizen creëert hij in deze geest een groot aantal vrouwenfiguren en landschappen, de laatste soms met een romantisch-poëtische inslag door dansende nimfen en dergelijke motieven. Nimmer tekenen zijn bomen zich als scherpe silhouetten tegen de lucht af, maar altijd zijn deze overgangen gesluierd gehouden. Zo zijn alle elementen van de schildering a.h.w. opgenomen in dezelfde alles omhullende atmosfeer.

Jarenlang blijft zijn werk in Frankrijk onbegrepen. Eerst na 1848 klinken de stemmen van de tegenstanders minder luid. Een van degenen die dan het meest waardering toont voor zijn kunst is Baudelaire. In het einde van de jaren ’60 beginnen de aanvallen van „officiële zijde” opnieuw.

Werk van onbetekenende meesters krijgt bekroning op bekroning en Corot moet zich met een onbelangrijke prijs tevreden stellen. Slechts drie werken van zijn omvangrijk oeuvre worden tijdens zijn leven door de Franse staat aangekocht. Thans behoort hij tot de meesters wier schilderijen het meest gezocht zijn, zodat ook verschillende vervalsingen in omloop zijn gebracht. Alle belangrijke musea ter wereld die schilderkunst uit de 19de eeuw verzamelen, zijn thans de trotse bezitters van werk van zijn hand.

PROF. DR FR. W. S.

VAN THIENEN

Lit.: Th. Silvestre, Corot (Paris 1853) ; Robeau en Moreau-Nélaton, L’œuvre de C. (Paris 1895); Robaut, L’Œuvre de Corot, catal. raisonné et illustré, précédé de l’Histoire de Corot et de son œuvre par Et. Moreau-Nélaton, 4 dln (1905) ; E. More au Nélaton, C. raconté par lui-même (Paris 1915); M.

Lafargue, C. (Paris 1925); Fr. Fosca, C. (Paris 1930); Meier-Graefe, C. (Berlin 1930); Elie Faure, G. (Paris 1931); Estampes et dessins de C. Exposition (dans la) Bibl. Nat. a Paris (Paris 1931); Paul Jamot, C. (Paris 1936).

< >