Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Jan WIEGERS

betekenis & definitie

Nederlands schilder, beeldhouwer en graficus (Lommerzijl 31 Juli 1893), begon als beeldhouwer en kerkrestaurateur. Later was hij vnl. als schilder werkzaam en kreeg als zodanig zijn opleiding aan de Academie Minerva te Groningen en aan de Haagse en Rotterdamse Academies.

Hij werkte in Zwitserland, later in Groningen en sinds 1934 te Amsterdam, waar hij in 1953 hoogleraar aan de Rijksakademie werd. Zijn onderwerpen zijn landschap, stilleven, figuur en portret. Als expressionnist is hij voortgekomen uit het Duitse expressionnisme (Kirchner).Zijn vroege werken zijn gedurfd en hartstochtelijk van kleur, doch nog zwak van vormgeving, maar getuigen reeds van een directe visie en onbevangen natuurlijkheid. Ca 1932 werd het coloriet verstilder en inniger met een neiging tot het decoratieve. Na Wereldoorlog II kwam hij, mede onder invloed van de moderne Franse kunst, tot een persoonlijke verwerking van het expressionnisme. De kleur werd sterker en de vormgeving vaster; lyrisch bewogen lijnen geven de vormen aan en vullen het vlak rhythmisch. Vooral in zijn berglandschappen komt zijn zin voor monumentale vereenvoudiging tot uiting. Hij blijft in de eerste plaats colorist, ook in zijn gouaches en aquarellen.

Uit sommige tekeningen spreekt zijn bewondering voor de Oostaziatische kunst. Ook zijn grafisch werk getuigt van een voortreffelijk vakmanschap, van een synthetische visie en aangeboren gevoel voor rhythmische gebondenheid.

Lit.: Jos. W. de Gruyter, Zes moderne schilders (Amsterdam 1935); J. J. Voskuil, J. W., in: Kroniek voor K. en K., VIII (1948).

< >