Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Jan jacob lodewijk ten kate

betekenis & definitie

Nederlands dichter (’s-Gravenhage 23 Dec. 1819 - Amsterdam 28 Dec. 1889), studeerde te Utrecht theologie en was predikant op Marken (1845), te Almkerk (1847), Middelburg (1850) en Amsterdam (1860).

Reeds zeer vroeg begon hij gedichten te schrijven en had reeds in 1836 een bundel Gedichten uitgegeven. In zijn studententijd volgden nog talrijke bundels.

In deze tijd maakte hij zich ook bekend door de uitgave van het tijdschrift Braga (samen met Winkler Prins), waarin de dichters der Romantiek scherp werden gehekeld. Hij was een vruchtbaar schrijver, zowel van oorspronkelijke gedichten als van vertalingen, maar de gemakkelijkheid van versificatie, die hem zelfs in staat stelde tot improvisatie, heeft hem verleid tot het schrijven van oppervlakkige en weinig doorvoelde poëzie, waardoor hij bij een later geslacht in ongenade viel en sindsdien ook weinig meer werd gewaardeerd.

Bibl.: Bladeren en bloemen (1839); Rozen (1839); Ahasverus op den Grimsel (1840); Habakuks prophetie (1842); Legenden en mengelpoëzie (1846); Christus Remunerator (1852); Lier en Harp (1853) 5 Dood en Leven, een Leerdicht in 3 zangen (1853); Bilderdijk en da Costa, een studie (1862); Het boek Job (1864-1865); De Schepping, een gedicht (1866); Schemeravondstonden (1866); De Planeten, een gedicht (1869); De Jaargetijden (1871); De Psalmen (1872-1874); Eunoë, verspreide en nieuwe gedichten (1874); Poëzie, Bloemlezing uit de komplete werken (4 dln, 1874); Godsdienstige Poëzie (1879-1880). Al zijn dichtbundels werden door Sijthoff te Leiden onder de titel Ten Kate’s Dichtwerken in 8 dln verenigd (I862-’66, herdr. 1872, herdr. als: Gedichten, 12 dln i8go-’9i). Vertalingen van Torquato Tasso (Jeruzalem verlost, 1852); Andersen (Sprookjes, 1868); La Fontaine (Fabelen 1868-1871); Dante (De hel, 1876); Goethe (Faust, 1878); Milton (Paradijs verloren, 1880); V. Hugo (Lyrische poëzie, 1881).

Lit.: J. Gh. Blok, J. J. L. ten K. (Amsterdam 1889); Laurillard, in: Levensber. Mij d.

Ned. Lett., 1890; F. Smit Kleine, Schrijvers en Schrifturen (Haarlem 1891); J. ten Brink, Gesch. der Noordned. Letteren, II (1888), 1-50.

< >