Hout vertegenwoordigt ca 7 pct van de totale wereldgrondstoffenhandel. Zonder de grenzen te nauw te trekken, omdat de categorieën wel eens gecombineerd worden, kan men de Nederlandse houthandel in vijf groepen splitsen nl.:
a. Fijnhouthandel, d.w.z. handel in de fraaiere westerse of tropische loofhoutsoorten zoals: Eiken, Esdoorn, Mahonie, Palissander, Noten, Teak, Ebben, Coromandel etc. en in de meer zeldzame soorten zoals: Palmhout, Pokhout, Azijnhout, Balsa, Hickory, Bolletrie enz.
b. Fineerhandel, d.w.z. handel in gesneden of geschild westers of tropisch loofhout, in de regel vervaardigd uit buitengewoon fraaie stammen.
c. Hardhouthandel, d.w.z. handel in westers en tropisch loofhout voor constructie-doeleinden bijv. voor de spoorwegen, scheepswerven, waterbouwwerken, stoelenfabrieken, enz. Het betreft dan in de regel de handel in Beuken, Berken, Iepen, Essen, Bangkirai, Azobé, Ijzerhout, Iroko, Groenhart, Basralocus, Manbarklak, enz.
d. Naald-, Wit- of Zachthouthandel, d.w.z. de handel in gezaagd en verder al dan niet bewerkt naaldhout zoals: Pitch-Pine, Grenen, Vuren en Dennenhout, soms met uitbreiding van de handel in hei-, steiger-, telefoon- en telegraafpalen.
e. Triplex- en Board-handel, d.w.z. de handel in triplex, multiplex, meubelplaten, hard- en zachtboard en verdere wand- of vloerplaten, al dan niet uit hout samengesteld.
Alle vijf groepen treden soms tevens als importeurs op, worden dan importeurs-detaillisten genaamd en verkopen het geïmporteerde hout aan de verbruikers.
w. BOERHAVE BEEKMAN