Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Henrik steffens

betekenis & definitie

Duits natuuronderzoeker en filosoof van Noorsen huize (Stavanger 2 Mei 1773 - Berlijn 13Febr. 1845), studeerde aanvankelijk theologie, trad in 1796 te Kiel op als privaatdocent in de mineralogie en werd na studiereizen door Duitsland in 1804 hoogleraar te Halle, 1811 te Breslau, 1832 te Berlijn. In 1798 sloot hij met Schelling een levenslange vriendschap en ontwikkelde onder diens invloed, tevens onder de diepe indruk van Goethe en Spinoza, zijn religieusmonistische leer over de teleologisch opgevatte evolutie van het universum en over de mens als microcosmos.

Zijn onder de Romantici invloedrijke natuurfilosofische werken onderscheidden zich vooral aanvankelijk gunstig door hun grondslag van omvangrijke feitenkennis. Tijdens de Napoleontische oorlogen speelde hij een grote rol onder de Duitse patriotten. Na 1820 kregen zijn geschriften meer een belletristisch en vooral een theologisch, uitermate orthodox, karakter. Evenals later bij Schelling bleek bij zijn optreden te Berlijn, hoezeer zijn standpunt verouderd was.DR J. M. M. ALER

Bibi.: Beiträge zur inneren Nat. gesch. d. Erde (1801); Grundz. d. phil. Nat.w.ft (1806); Die Idee der Universität (1809); Anthropologie (1822); Christi, rel. Phil. (1839). De complete uitg. v. zijn Novellen (1837) omvat 19 dln; zijn autobiografie, Was ich erlebte (1844, 10 dln) behoort tot onze belangrijkste bronnen over het geestelijk leven van die tijd, een verkorte ed. werd enige malen samengesteld, o.a. in 1908 door F. Gundelfinger.

Lit.: Over S. in het kader der Frührom.: E. Huesmann (1930), dl i van een veelomvatt. biogr. publ. Waschnitius (1939), terwijl over zijn belletrie F. Karsen schreef (1908). Voor de natuurfilosofische stroming waarin S. een rol speelt: A. O. Lovejoy, The Great Chain of Being (1936).

< >