naam van enige keizers en koningen van Duitsland
Hendrik I,
tweede Duitse kieskoning, eerste uit het Saksische huis (919-936), hertog van Saksen (876 - Memleben 2 Juli 936), was de zoon van hertog Otto, die hij in 912 opvolgde als hertog van Saksen, De legende, dat de vorstelijke gezanten hem te Quedlinburg op de vinkebaan (vandaar zijn bijnaam „de Vogelaar”) de koningskroon aanboden, is pas in de 12de eeuw ontstaan. Door hun bijna onafhankelijkheid toe te staan verkreeg Hendrik I de erkenning van de hertogen van Zwaben en Beieren; die van de Westfrankische Karolinger, Karel de Eenvoudige, verwierf hij door de afstand van Lotharingen. Toen echter na Karels dood (923) in West-Francië heftige onenigheid uitbarstte, erkende hertog Giselbert van Lotharingen Hendriks leenhoogheid en huwde diens dochter Gerberga. Na een vreselijke plundertocht der Hongaren (924) in Franken en Saksen, waar Hendrik een einde aan had moeten maken door schatting te beloven (Zuid-Duitsland en Lotharingen trokken zich van de strijd niets aan), organiseerde hij een goede ruiterij en deed overal in Oost-Saksen en Thüringen versterkte plaatsen oprichten: vandaar zijn tweede bijnaam „Stedenstichter”. Zijn Saksers stelde de koning schadeloos door op zijn beurt woeste moorden plundertochten te organiseren onder de Slaven over de Elbe: Hevellers en Daleminzen (927-929). Nu verbrak hij in 933 de tribuutbelofte aan de Hongaren en, toen zij opnieuw aanvielen, versloeg hij hen bij Riade (misschien aan de Unstrut, misschien in de buurt van Merseburg).
In 934 herstelde hij de oude Deense grens uit Karel de Grote’s tijd door oprichting van de mark Sleeswijk. Hendrik I is twee keer gehuwd geweest: eerst met Hatheburg (welk huwelijk later ongeldig verklaard werd en waaruit een zoon Thankmar gesproten is), later met Mathilde, de dochter van een Westfaalse graaf.
Deze laatste gemalin schonk hem o.a. zijn zoons: Otto I, de Grote, Hendrik, die later hertog van Beieren en Bruno, die later aartsbisschop van Keulen geweest is.
Lit.: G. Waitz, Jahrbücher des Deutschen Reichs unter König Heinrich I. (3: uitg. 1885); J. Haller, Das alt-deutsche Kaisertum (7de uitg., Stuttgart 1936); R. Holzmann, Geschichte der sächsischen Kaiserzeit (München 1941); Willy Andreas, H. I (in: Die Grossen Deutschen, Bd 5 (1937); H. Elstermann, Königtum u.
Stammes-Herzogtum unter H. I, Kieler Diss. (1939).
Hendrik II
de Heilige of de Manke, laatste Rooms-Duitse keizer uit het Saksische Huis (1002-1024), hertog van Beieren (995-1003) (Burcht Abbach, in Beieren, 6 Mei 973 - Grona, bij Göttingen, 13 Juli 1024), was de kleinzoon van Hendrik I’s zoon Hendrik van Beieren. Hij wist na de moeilijkheden onder Otto III, wiens aanspraken op de wereldheerschappij hij prijsgaf, het Rooms-Duitse keizerschap weer enigermate te herstellen, maar moest zijn hele regering door, dan tegen Boleslaw* Chrobry van Polen, dan in Lotharingen, dan tegen opstandige leenmannen, dan in Italië oorlog voeren zonder ergens een doorslaggevende overwinning te kunnen behalen. Tegen de Pan-Slavische pogingen van de Polen stelde Hendrik zich te weer door de Tsjechen en andere Slaven aan de Elbe daartegen te steunen. Maar de verovering door Boleslaw van de mark Meissen kon hij niet verhinderen en herhaaldelijk moest hij hem met de Lausitz belenen (1002, 1013 en 1018 Vrede van Bautzen). Voor later was belangrijk het verdrag met de kinderloze koning Rudolf III van Bourgondië, krachtens hetwelk na Rudolfs dood diens rijk aan de keizer zou komen (1006). In Italië had hij tegen de machtige Lombardische adel onder Markgraaf Arduino* van Ivrea te strijden.
Tijdens een tocht naar Italië van 1004 werd Hendrik te Pavia met de Lombardische kroon gekroond. Met behulp van Milaan en paus Benedictus* VIII slaagde hij er in Arduino in een klooster op te sluiten en te Rome tot keizer gekroond te worden (1014). Op een derde tocht (1022) hielp hij Benedictus VIII en de Normandiërs tegen Grieken en Saracenen in Zuid-Italië. Bij de administratie van het Rijk steunde hij zowel in Duitsland als in Italië op de door hem benoemde bisschoppen en abten. Hij steunde de beweging van Cluny*. Hendrik U’s huwelijk met Kunigunde van Luxemburg bleef kinderloos, waardoor de koninklijke en keizerlijke waardigheid na zijn dood op een ander stamhuis overging.
Hij stichtte het bisdom Bamberg * (1007), waarvoor hij grote voorkeur koesterde. In de Dom te Bamberg ligt hij begraven. Beroemd is zijn graftombe, vervaardigd door Riemenschneider (1513). Paus Eugenius III verklaarde hem in 1146 heilig. Zijn feestdag is 15 Juli.
Lit.: S. Hirsch, Jahrbücher des Deutschen Reichs unter Heinrich II. (2dln, 1862—1864); A. Hauck, Kirchengeschichte Deutschlands (3de dl, 1906); H. Günter, Kaiser Heinrich II der Heilige (1904); L. Fischer, St. Heinrichs Lob (1924).
Hendrik III
tweede Rooms-Duitse keizer uit het Frankisch-Salische Huis (1039-1056), hertog van Beieren (1027-1042) en Zwaben (1038-1043), koning van Bourgondië (1039-1056) (Oosterbeek 28 Oct. 1017 - Kasteel Bodfeld, in de Harz, 5 Oct. 1056), was een zoon van Koenraad II. Reeds bij het leven van zijn vader tot Duits koning gekozen en gekroond (1026), begaafd en voortreffelijk gevormd in de geest der kerkelijke cultuur van zijn tijd, voerde hij het Middeleeuwse keizerschap tot zijn toppunt van macht en aanzien. Hij begon met Bretislaw I, hertog van Bohemen, die de hegemonie over de Slaven nastreefde, te bedwingen en te noodzaken de leenhoogheid van het Rijk te erkennen (1041). Hetzelfde geschiedde door de koningen Casimir van Polen (1041), Peter van Hongarije (1045) en later nog eens door koning Andreas van Hongarije (1047). Middelerwijl had hij in de meeste Duitse hertogdommen (Lotharingen en Saksen alleen uitgezonderd) ambtshertogen aangesteld. Lotharingen werd gesplitst in Neder-Lotharingen (onder het Huis van Ardennen) en Opper-Lotharingen.
De macht van de familie Billung in Saksen werd in evenwicht gehouden door die van de steeds belangrijker bisschoppen van Breinen. In 1043 huwde Hendrik, na de dood van zijn eerste gemalin Gunhilde van Denemarken, met Agnes van Poitiers, waardoor hij ook grote invloed in Frankrijk verwierf. Als overtuigd aanhanger der Cluniacensische hervormingsbeweging trachtte Hendrik III het staatsbestuur geheel en al van Christelijke geest te doortrekken. De handhaving van de landsvrede kreeg een religieus karakter. Op zijn tocht naar Italië in 1046 maakte hij een einde aan het schandaal van drie pausen tegelijk (z Benedictus IX), die hun hoge waardigheid slechts om geldelijk gewin exploiteerden, dreef op de synode van Sutri de benoeming van bisschop Suidgerus van Bamberg als Clemens II door en liet zich na de keizerkroning op Kerstmis 1046 door het volk van Rome tot Patricius uitroepen, d.w.z. plaatsvervanger van de adel, die de eerste en beslissende stem bij de pauskeuze bezat. Ondertussen was in Duitsland een groeiende oppositie van de wereldlijke groten merkbaar: de Saksers en Godfried van Lotharingen die in 1049 afgezet werd.
Ook op Hendrik III’s tweede tocht naar Italië in 1054 was zijn succes maar matig. Bij zijn plotselinge dood liet hij slechts een vijfjarig zoontje na.
Lit.: E. Steindorff, Jahrbücher des Deutschen Reichs unter Heinrich III. (2 dln, 1874-1881); P. Kehr, Vier Kapitel aus der Geschichte Kaisers Heinrichs III. (Berlin 1930); K. Hampe, Deutsche Kaisergeschichte in der Zeit der Salier und Staufer (6de uitg., 1929).
Hendrik IV
derde Duitse koning en Rooms keizer (1084) uit het Frankisch-Salische Huis (1056-1105) (11 Nov. 1050 - Luik 7 Aug. 1106), was een zoon van de voorgaande en kwam bij de dood van Hendrik III onder regentschap van zijn moeder Agnes* van Poitiers. In 1065 werd Hendrik meerderjarig verklaard. Een jaar later huwde hij Bertha van Susa dochter van de markgraaf van Savoye. Wantrouwend geworden door de ervaringen, tijdens zijn minderjarigheid opgedaan met de hoge edelen, omringde Hendrik zich met laaggeboren ministerialen, die geheel afhankelijk van hem waren. In 1073 kreeg hij te kampen met een algemene opstand der Saksen, omdat hij zijn gezag tegenover hun oude vrijheden trachtte door te zetten. Na aanvankelijk succes werd die bedwongen (slag bij Homburg aan de Unstrut, 13 Juni 1075).
In de volgende jaren (1075-1085) kwam Hendrik IV in heftige strijd met paus Gregorius VII. Over deze strijd, over zijn excommunicatie, zijn afzetting, zijn boete te Canossa, en wat daarop volgt tot aan de dood van Gregorius, z Investituurstrijd, Canossa en Gregorius VIL Gregorius VII, die in 1085 overleed, bleek in deze strijd gefaald te hebben in zijn streven, het „imperium” (= rijk) onder het „sacerdotium” ( = priesterschap) te brengen. Voortdurend hield Hendrik vast aan het benoemen van bisschoppen.
In 1090 begaf hij zich opnieuw naar Italië om Clemens III te steunen tegen Urbanus II. Maar nu ontstond een coalitie van Lombardische steden, het hertogelijk Huis Welf uit Beieren en de oude leidster der pauselijke partij Mathilde van Toscane (1093). Pas in 1097 kon Hendrik terugkeren naar Duitsland, waar zijn oudste zoon, koning Koenraad, tegen hem was opgestaan. Koenraad werd in de rijksban gedaan en ’s keizers tweede zoon Hendrik tot Rooms koning gekozen (1098 z Hendrik V). In 1104 stond ook deze tegen zijn vader op. Na een schijnverzoening werd de keizer gevangen genomen en moest hij van de regering afstand doen (Dec. 1105, te Ingelheim).
In Febr. 1106 wist hij te ontvluchten naar Luik, waar hij echter spoedig overleed. Pas in Aug. 1111 werd zijn lijk in de Dom te Spiers begraven.
Lit.: G. Meyer von Knonau, Jahrb. des Deutschen Reiches unt. H. IV. und H. V. (dl I tot V, 1890-1904); B. Schmeidler, Kaiser H.
IV. und sein Helfer im Investiturstreit (1927); E. Schirmer, H. IV. im Urteil der deutschen Geschichtsschreibung (1930); J. Haller, Der Weg nach Canossa (in: Hist. Zeitschr. CLX, 1939, blz. 229-285); A.
Brackmann, Tribur (in: Gesammelte Aufsätze, 1941, blz. 303-338). Met de uitgave van ,,Die Urkunden Heinrichs IV.” is voor 1056-1076 een begin gemaakt door D. v. Glad iss (Mon. Germ. Hist., Diplom, reg. ed imp. Germaniae VI dl 1, 1941).
Hendrik V,
vierde Rooms-Duitse keizer (1106-1125) uit het Frankische Huis (8 Jan. 1081 - Utrecht 23 Mei 1125), tweede zoon van Hendrik IV*, werd na diens afstand, vlucht en dood overal in Duitsland erkend, maar nu weigerde hij zich naar ’s pausen verbod van lekeninvestituur te gedragen, zoals ook zijn voorganger altijd gedaan had. In 1110 begaf Hendrik V zich aan het hoofd van een machtig ridderleger naar Italië, waar hij met paus Paschalis II (9 Febr. 1111) een verdrag sloot, dat hij zich aan het investituurverbod zou houden, maar dat de bisschoppen dan afstand zouden doen van de rijkslenen en -bedieningen (de zgn. regalia). Toen de bisschoppen echter weigerden en Paschalis derhalve de belofte van keizerkroning introk, werd de laatste met de kardinalen gevangen genomen (1111). Na twee maanden werd Hendrik toch gekroond (13 Apr. 1111), maar in Sept. 1112 uit de Kerk gestoten, omdat hij bij de bisschopsbenoemingen op de oude wijze zijn invloed liet gelden. Nu kwamen in Duitsland de Thüringse en Saksische graven in opstand. In 1116 begaf hij zich voor de tweede keer naar Italië, waar hij, na de dood van Paschalis II (1118), de benoeming van een tegenpaus (Gregorius VIII tegen Gelasius II) doorzette.
Gelasius vluchtte en stierf in Cluny. Daar werd Calixtus II gekozen (1119), die ten slotte een compromis bereikte: de bisschoppen zouden door geestelijken en adel van hun diocees gekozen worden, de keizer zou met regaliën belenen en de paus zou wijden. Dit was het befaamde Concordaat van Worms (1122), dat echter evenmin wat besliste. Het gold bovendien slechts tot Hendriks dood en helemaal niet in Bourgondië en Italië. Hendriks huwelijk met Mathilde, dochter van Hendrik I van Engeland, bleef kinderloos.
Lit.: G. Meyer von Knonau, Jahrbücher des deutschen Reiches unter Heinrich IV. und Heinrich V. (dl. 6 en 7, 19071909); G. Gernandt, Die erste Romfahrt Heinrichs V. (Heidelberg, 1890).
Hendrik VI,
derde Rooms-Duitse keizer (1190-1197) uit het Hohenstaufische Huis (Nijmegen Nov. 1165 - Messina 28 Sept. 1197), was de oudste zoon en opvolger van Frederik* I Barbarossa, werd reeds in 1169 tot Rooms koning gekozen, sedert 1184 rijksbestuurder in Duitsland, huwde in 1186 met Constantia, erfdochter van het Noormannenrijk in Napels en Sicilië en verving zijn vader geheel, toen deze in Mei 1189 de Derde Kruistocht aanvaardde. Onmiddellijk daarop kreeg hij grote moeilijkheden, doordat Hendrik* de Leeuw uit de ballingschap terugkeerde. Met deze sloot hij in 1190 de Vrede van Fulda, omdat zijn schoonvader gestorven was en een onechte zoon van diens broeder, Tancredo van Lecce, zich als koning in Zuid-Italië huldigen liet. Tancredo verbond zich met de Welfen in Duitsland, met paus Celestinus III en met Richard Leeuwenhart van Engeland, die een zwager van Hendrik de Leeuw was. Een krijgstocht naar Italië van Hendrik mislukte, ook al had hij de paus kunnen dwingen hem tot keizer te kronen (1191), door het uitbreken van een pestepidemie. Nu kwamen ook de Welfen weer in opstand en verbonden zich met een groot aantal Nederlandse en Rijnse vorsten.
Een handig gebruik wist Hendrik echter te maken van de gevangenneming van Richard Leeuwenhart op zijn terugtocht van de Derde Kruistocht: hij dwong deze tot de erkenning van zijn leenhoogheid en verzoende zich voorgoed met het Huis Welf (1194). Onderwijl was Tancredo gestorven. Voor het jaar ten einde was, was Hendrik, geholpen door Genua en Pisa, baas over geheel Italië, dat hij door Duitse ministerialen, als enkel van hem afhankelijke ambtenaren, liet besturen en oefende ook over de Kerkelijke Staat zijn opperheerschappij uit. Nu streefde hij naar de wereldheerschappij: Frankrijk zou een Duitse vazalstaat worden, zijn broeder Philips van Zwaben zou de Oostromeinse keizerskroon dragen, de koningen van Cyprus en Armenië boden hem leenhulde, hij intrigeerde in Spanje en op de noordkust van Afrika. Echter stierf hij plotseling aan de gevolgen van een verkoudheid te midden van de preparatieven van een nieuwe Kruistocht, een zoontje van nog maar drie jaar achterlatende, de latere keizer Frederik II.
Hendrik VI is ook minnezanger geweest. Twee liederen van hem zijn in de grote minnezanghandschriften bewaard gebleven; zij zijn in v. Kraus, Minrusangs Frühling (*1940) afgedrukt.
Lit.: Toeche, Jahrbücher des deutschen Reiches unter Heinrich VI. (1867); A. Cartellieri, H. VI. und der Höhepunkt der staufischen Kaiserpolitik (1914); J. Haller, H. VI. (in: Hist. Ztschr.
CXIII, 1914); J. Haller, Kaiser Heinrich VI. (1915); E. Perels, Der Erbreichsplan H.’s VI. (1927).
Hendrik (VII)
Rooms-Duitse koning (1220-1235) (Sicilië 12 Febr. 1211 - Martirano 12 Febr. 1242), zoon van keizer Frederik II. Hij werd in 1220 tot Rooms koning gekozen. Met het bestuur over Duitsland belast, kwam hij in 1234 in opstand tegen zijn vader. In 1235 werd hij gevangen genomen en pleegde in 1242 in zijn gevangenis zelfmoord.
Lit.: P. Reinhold, Die Empörung König H.’s VII. gegen seinen Vater (1911); E. Franzel, König H. VII von Hohenstaufen (1929).
Hendrik VII
Rooms-Duitse keizer (1308-1313) uit het Luxemburgse Huis, was op en top Fransman (ca 1275 - Buonconvento, bij Siena, 24 Aug. 1313). Hij dankte zijn verkiezing aan paus Clemens V en de aartsbisschoppen van Trier en Mainz. Zijn huismacht versterkte hij door het huwelijk van zijn zoon Jan met Elizabeth, erfdochter van Bohemen. Op een tocht naar Italië (1310), waarheen hij door de paus geroepen was om vrede te stichten tussen Welfen en Ghibellijnen (als zodanig is hij gehuldigd door Dante), ondervond hij de tegenstand van Florence en koning Robert van Napels en stelde hij Matteo Visconti als rijksvicaris aan te Milaan. Rome kon hij slechts over zee bereiken en aangezien de St Pieterskerk door Welfen bezet was, kon hij alleen in het Lateraan door een pauselijk legaat gekroond worden (29 Juni 1312). Nu verbond hij zich met Sicilië en trof voorbereidingen voor een tocht naar Napels, maar stierf te midden daarvan.
Lit.: Fr. Schneider, Kaiser Heinrich VII. (3 dln, Leipzig 1924-28).