is de naam van enkele koningen van ENGELAND.
Hendrik I
bijgenaamd Beauclerc (1068 - bij Gisors 1 Dec. 1135), regeerde van 1100 tot 1135. Na de dood van zijn vader, Willem* de Veroveraar (9 Sept. 1087), werd het Anglo-Normandische rijk tussen zijn beide oudere broeders verdeeld : de oudste, Robert, bekwam Normandië en de tweede, Willem de Rode, Engeland. Hendrik ontving enkel de stad Avranches en het graafschap Coutances. Bij de dood van de kinderloze Willem de Rode (2 Aug. 1100) maakte hij evenwel van de afwezigheid van Robert — toen op Kruistocht — gebruik om de Engelse troon op te eisen. Reeds op 5 Aug. 1100 werd hij te Westminster gekroond, en in 1101 kocht hij van zijn broeder, die een inval in Engeland had trachten te doen, diens rechten op de troon af. In 1105 viel Hendrik I nu echter zelf Normandië aan.
Op 28 Sept. 1106 werd Robert te Tinchebray verslagen en gevangen genomen (hij overleed in 1134 in gevangenschap), en zijn hertogdom snel onderworpen. Het Anglo-Normandische rijk was hersteld — en daarmede weer een dreigend gevaar geworden voor de Franse koningen. Een tweetal oorlogen (1109-13, 1116-1120) is gevoerd tussen Hendrik I en Lodewijk VI na afloop waarvan Hendrik o.m. in de suzereiniteit over Bretagne en Maine bevestigd. Met de H. Anselmus, aartsbisschop van Canterbury, sloot hij in 1107 een compromis over de verhouding tussen Kerk en Staat dat de koninklijke macht in hoofdzaak intact liet (concordaat van Londen) en daarmede Engeland een Investituurstrijd bespaarde. Gedurende heel zijn verdere regering heeft Hendrik I, op gematigde, weloverwogerwijze, zich populair makend bij de lagere klassen zonder de adel van zich te vervreemden, verder de koninklijke macht weten te consolideren, inzonderheid door de sanering en hervorming van bestuur en rechtspraak.
Met Hendrik II heeft hij de grondslagen gelegd van de staatsinrichting van het Laatmiddeleeuwse Engeland. In Normandië daarentegen ondervond hij moeilijkheden door het optreden van de zoon van Robert, Willem Clito, die actief werd ondersteund door Lodewijk VI. Tevergeefs hertrouwde Hendrik I in 1121 met Adelheid, dochter van graaf Godfried van Leuven: het huwelijk bleef kinderloos. Toen Willem Clito (in 1127 graaf van Vlaanderen geworden) sneuvelde bij Aalst in Aug. 1128, had Hendrik I inmiddels reeds voor een troonopvolger gezorgd in de persoon van zijn dochter, „keizerin” Mathilde, die bestemd was hem na zijn dood in 1135 op te volgen.
DR L. VOET
Lit.: E. A. Freeman, The Reign of William Rufus and the Accession ofHenry I (2 dln, 1882); K. Norgate, England under the Angevin Kings, dl I (1887).
Hendrik II,
eerste Engelse koning uit het huis Plantagenet, regeerde van 1154-1189 (Le Mans 25 Mrt 1133 - Chinon 6 Juli 1189). Hij was de oudste zoon van Geoffrey Plantagenet, graaf van Anjou en Maine, en van Mathilde, dochter van Hendrik I. Deze had bij zijn leven Mathilde als opvolgster doen erkennen, doch zijn neef, Stephanus van Blois, wist zich van de troon meester te maken. In de loop van een verwoede oorlog, die tot 1153 voortduurde, veroverde Geoffrey Plantagenet het hertogdom Normandië dat hij in de herfst van 1150 overmaakte aan zijn zoon. Toen Geoffrey in Sept. 1151 overleed, erfde Hendrik daarenboven nog Anjou, Maine en Touraine. In Mei 1152 huwde hij met de gescheiden echtgenote van koning Lodewijk VII van Frankrijk, Eleonora van Aquitanië, waardoor hij in het bezit kwam van haar rijk: geheel Z.W.-Frankrijk.
Eén der machtigste vorsten van West-Europa geworden kon hij er nu aan denken zijn aanspraken op de Engelse troon te laten gelden: in Jan. 1153 in Engeland ontscheept, werd hij reeds op 6 Nov. van dat jaar bij het verdrag van Wallingford als Stephanus’ opvolger erkend. Toen deze op 25 Oct. 1154 overleed, kon de kleinzoon van Hendrik I eindelijk op 19 Dec. 1154 tot koning worden gekroond. In de volgende jaren wijdde hij zich vooral aan de bestuurlijke, rechterlijke en militaire reorganisatie van het door burgeroorlog en anarchie geteisterde land, hierbij aanknopend bij de tradities van Hendrik I*. Een bekwame helper vond hij in Thomas Becket*, tot hij deze in 1162 tot aartsbisschop van Canterbury deed verkiezen. Toen Hendrik II in Jan. 1164 de artikelen van Clarendon uitvaardigde, leidde dit echter tot een breuk met Becket en tot diens vermoording (z Artikelen van Clarendon) en tot een gedwongen boete doen van Hendrik (overeenkomst van Avranches, 21 Mei 1172), maar van de artikelen van Clarendon gaf hij slechts weinig prijs, zodat hij in feite meester bleef over de Engelse geestelijkheid. Tevens wist Hendrik II van 1170-1173 een belangrijk deel van Oost-Ierland te veroveren, aldus de eerste stap zettend tot de algehele onderwerping van het eiland aan Engeland.
Maar stichter van het Anglo-Angevijnse rijk en meester van heel West-Frankrijk, van Vlaanderen tot de Pyreneeën, heeft Hendrik II natuurlijk ook gepoogd op het vasteland zijn machtspositie nog verder te versterken. Vanaf 1156 kwam hij tussenbeide in Bretagne, waar hij zijn derde zoon Geoffrey uithuwde aan de erfgename van het hertogdom en er weldra in feite meester was. De graaf van Toulouse kon hij na veel intriges verplichten hem als suzerein te erkennen (1173). Maar dat Hendrik II zijn kinderen eenvoudigweg als pionnen op het politieke schaakbord gebruikte, wreekte zich op den duur: in 1173 kwamen zijn oudste zoons Hendrik (sedert 1170 medekoning) en Richard in opstand. In den beginne werden zij vrij actief ondersteund door hun moeder Eleonora. In Engeland zelf evenwel hadden de rebellen weinig succes — hun voornaamste bondgenoot, de koning van Schotland, Willem de Leeuw, werd te Alnwick verslagen en gevangengenomen (12 Juli 1174) en pas vrijgelaten na de suzereiniteit van Hendrik II te hebben erkend.
Maar op het vasteland boekten de opstandelingen, ondersteund door de Franse koning Lodewijk VII, aanvankelijk verscheidene successen, tot ook zij gedwongen werden zich te onderwerpen (vrede van Montlouis, 30 Sept. 1174). Van nu af aan zou de Engelse koning echter voortdurend zijn kinderen tegen zich vinden. Tragische familietwisten vulden zijn laatste regeringsjaren. In 1188 was het ten slotte Richard Leeuwenhart die in West-Frankrijk een oproer begon, hiertoe aangezet en geholpen door de nieuwe Franse koning Philips II Augustus, die voor eigen rekening Maine en Touraine veroverde. Verbitterd door al dit verraad, lichamelijk uitgeput, gaf Hendrik II moedeloos de strijd verloren. Toen hij het verraad vernam van zijn meest geliefde zoon Jan* zonder Land, greep dit hem zo aan, dat hij twee dagen later bezweek (6 Juli 1189).
Hij werd opgevolgd door Richard* Leeuwenhart. Van vrij losse zeden, maar energiek, bekwaam en voorzichtig, heeft Hendrik II op het vasteland niettemin zijn krachten verspild door de tegenstand die hij in eigen familie ondervond. Het door hem gestichte Anglo-Angevijnse rijk, dat, buiten Engeland, nagenoeg een derde van Frankrijk omvatte, heeft hij zijn opvolgers vrijwel intact nagelaten: een gevaarlijke erfenis die zwaar heeft gedrukt op de geschiedenis van Engeland en Frankrijk in de volgende eeuwen. In Engeland zelf heeft hij de politieke strevingen van adel en kerk weten te bedwingen, en is zijn regering heilzaam geweest.
DR L. VOET
Lit.: K. Norgate, England under the Angevin Kings (2 dln, 1887); H. W. G. Da vis, England under the Normans and Angevins (1905); J. H.
Ramsay The Angevin Empire 1154-1216 (1903); J. R. Green, Henry II (1888); R. W. Eyton, Court, Household and Itinerary of King Henry II (1878); F. Hardegen, Imperialpolitik König Heinrichs II. von England (1905); F. Salzmann, Henry II (1914).
Hendrik III
(1 Oct. 1207 - Westminster 16 Nov. 1272) uit het huis Plantagenet, oudste zoon van koning Jan* zonder Land, regeerde van 1216-1272. Hij was nauwelijks negen jaar oud toen zijn vader overleed (19 Oct. 1216), in volle oorlog met een tegenpretendent, de Franse kroonprins Lodewijk (later Lodewijk VIII*). Aanvankelijk werd Hendrik slechts erkend en op 28 Oct. 1216 gekroond door een kleine groep trouw gebleven edelen. Weldra echter deed zich het Engelse patriotisme gelden, en mede dank zij de hulp van paus Honorius III moest Lodewijk de strijd opgeven en bij de vrede van Lambeth (11 Sept. 1217) Engeland overlaten aan de wettige erfgenaam. Onevenwichtig en zwak, koesterde Hendrik niettemin grootse plannen. Toen Lodewijk VIII in 1226 overleed wilde Hendrik III van de minderjarigheid van diens opvolger, Lodewijk IX*, gebruik maken om de onder koning Jan verloren gegane Engelse gebieden in Frankrijk te heroveren.
Na mislukte pogingen in 1230 en 1242 kon Hendrik in Dec. 1259 met Lodewijk IX het verdrag van Parijs sluiten waarbij hem het bezit van Aquitanië werd verzekerd, maar hij moest zijn aanspraken op al de door de Franse kortingen veroverde delen van het Anglo-Angevijnse rijk prijsgeven. In Engeland zelf verging het hem niet beter. Zijn voorliefde voor vreemdelingen (Fransen van Poitou en Aquitanië, en na zijn huwelijk in Jan. 1236 met Eleonora, dochter van de graaf van Provence, ook nog van Provençalen en Savoyards), zijn onophoudelijke verzoeken om hulpgelden, zijn weinig roemrijke veldtochten ontnamen hem niet alleen iedere populariteit, maar veroorzaakten vanaf 1233 een gevaarlijke gisting in het land. Een coalitie van hoge edelen vormde zich in 1258 onder leiding van de graaf van Gloucester en van de Franse avonturier Simon van Montfort. graaf van Leicester. Op 11 Juni 1258 moest Hendrik III onder hun druk de zgn. „provisies van Oxford” aanvaarden, waarbij hij als het ware onder curatele werd gesteld: een commissie van edelen zou het rijk besturen en de misbruiken uitroeien. Voor het verdere verloop van deze strijd, waarin zijn zoon Edward een belangrijke rol speelde, z Edward I.
DR L. VOET
Lit.: T. F. Tout, The History of England from the Accession of Henry III to the Death of Edward III 1216-1377 (1905); J. H. Ramsay, The Dawn of the Constitution or the Reigns of Henry III and Edward I 1216-1307 (1908); K. Norgate, The Minority of Henry the Third (1912); C.
Bémont, Simon de Montfort, comte de Leicester (1884), vert.en omgewerkt door E. F. Jacob: Simon de Montfort, Earl of Leicester, 1208-1265 (1930); Sir Maurice Powicke, Henri III and the Lord Edward, 2 dln (1947, Standaardwerk).
Hendrik IV,
bijgenaamd Bolingbroke, eerste Engelse koning uit het huis Lancaster, regeerde van 1399-1413 (Bolingbroke 3 Apr. 1367 - Westminster 20 Mrt 1413). Hij was de oudste zoon van Jan van Gent, hertog van Lancaster en een kleinzoon derhalve van koning Edward III. In 1377 graaf van Derby, in 1380 gehuwd met Marie van Ashun (gest. 1394), in 1397 hertog van Hereford, onderscheidde Hendrik van Lancaster zich in zijn jeugd door pelgrimstochten naar het Heilige Land en door zijn deelneming aan kruistochten tegen de heidense Pruisen. In 1398 werd hij om een futiliteit uit Engeland verbannen door Richard II*, maar na een geslaagde landing in 1399 dwong Hendrik hem tot troonsafstand. Enkele maanden later liet hij Richard vermoorden. Op 13 Oct. 1399 werd hij als Hendrik IV plechtig gekroond.
Alhoewel nimmer ernstig bedreigd, kreeg de nieuwe koning tijdens zijn eerste regeringsjaren toch met ernstige moeilijkheden te kampen. In Wales kwam in 1400 Owen Glendower in opstand en voerde tot zijn dood in 1416 een grimmige strijd. De Schotten teisterden de noordergrenzen, maar in 1406 had Hendrik IV het geluk de jonge Jacobus I* in handen te krijgen, die een belangrijk gijzelaar werd. Doch vooral de Engelse edelen bezorgden hem veel last en kwamen herhaaldelijk in opstand. Inmiddels had Hendrik IV getracht de geestelijkheid te winnen door een uiterst streng optreden tegen de aanhangers van Wycliff, de Lollards* — wat evenwel niet verhinderde dat in 1405 de aartsbisschop van York, Scrope, de ziel werd van een nieuwe opstand. Na 1408 luwde de spanning.
Enkel Glendower hield nog het veld, maar ook hij was in het defensief gedrongen. Door zijn voortdurende verzoeken om hulpgelden had Hendrik IV het parlement dienen te kennen, en hij zag zich in 1406 door deze instantie zelfs gedwongen een raad aan te stellen met adviserende bevoegdheid. Met de hulp van zijn kanselier, de aartsbisschop van Canterbury, Arundel, slaagde de koning er evenwel in de raad te domineren en in feite de macht te bewaren. Maar vanaf 1408 ging zijn gezondheidstoestand achteruit en verzwakte zijn greep op het bestuur. In Jan. 1410 werd Arundel vervangen door de halfbroeder van de koning, Thomas Beaufort, gesteund door de kroonprins Hendrik, en door Hendrik Beaufort, bisschop van Winchester, die nu voor een tweetal jaren het bewind in handen namen, en o.m. in 1411 een expeditie naar Frankrijk stuurden om de hertog van Bourgondië te helpen Parijs in te nemen. Een ogenblik hebben ze er zelfs aan gedacht Hendrik IV af te zetten ten gunste van de kroonprins.
Doch in een laatste krachtsinspanning reageerde de zieke vorst: de kroonprins en zijn aanhang werden ter zijde gezet voor Arundel en de tweede zoon van de koning, Thomas; een Engelse legermacht ging in Frankrijk de vijanden van de Bourgondiër — de Armagnacs* — steunen. Doch reeds op 20 Mrt 1413 overleed Hendrik IV en kon de kroonprins eindelijk als Hendrik V de troon beklimmen.
DR L. VOET
Lit.: J. H. Wylie, History of England under Henry IV (4 dln, 1884-98); J. Ramsay, Lancaster and York (2 dln, 1892).
Hendrik V,
uit het huis Lancaster (Monmouth 29 Aug. 1387 - bij Vincennes 31 Aug. 1422), regeerde van 1413-1422. Als oudste zoon van Hendrik IV kreeg hij de titels van prins van Wales, hertog van Aquitanië, Lancaster, Cornwallis en graaf van Chester. Koning geworden op 20 Mrt 1413, had hij nauwelijks een hevige opstand van de Lollards* onder Sir John Oldcastle onderdrukt, of hij begon reeds onmiddellijk aan de militaire en diplomatieke voorbereiding van zijn grote droom: de verovering van Frankrijk {z Honderdjarige oorlog). Op 13 Aug. 1415 landde Hendrik V bij de monding van de Seine; op 25 Oct. bevocht hij te Azincourt* een schitterende zegepraal. Met de aanvankelijk neutrale Jan zonder Vrees, hertog van Bourgondië, sloot hij een overeenkomst, waarbij deze o.m. Hendrik V als koning van Frankrijk erkende (Oct. 1416).
In Aug. 1417 landde de Engelse vorst opnieuw in Frankrijk en zette zich aan de methodische verovering van Normandië, dat hij einde 1419, met uitzondering van Mont-Saint-Michel, geheel in handen had. Tegelijkertijd, en voor eigen rekening, had de hertog van Bourgondië, verbonden met de Franse koningin Isabella, een offensief ingezet tegen de Franse dauphin Karel en diens partijgangers, de Armagnacs. Op 10 Sept. 1419 evenwel werd Jan zonder Vrees vermoord, waarop zijn zoon en opvolger, Philips de Goede, tegen de moordenaars van zijn vader nauwer aansluiting zocht bij Engeland en het Franse hof met zich meesleurde. Op 21 Mei 1420 werd tussen Karel VI en Hendrik V het verdrag van Troyes gesloten, waarbij eerstgenoemde de Engelse koning zijn dochter Catharina ten huwelijk schonk (2 Juni 1420), in diens voordeel de dauphin onterfde, Hendrik V dus als kroonprins van Frankrijk erkende, en hem zelfs, in afwachting van zijn eigen dood, samen met de Bourgondische hertog het bewind over het rijk opdroeg. Hendrik V had het pleit gewonnen — doch terwijl hij bezig was op de dauphin Karel, die nog het veld hield, het overblijvende deel van Frankrijk te veroveren, werd hij ziek en overleed bij Vincennes op 31 Aug. 1422. Een voortreffelijk veldheer, energiek, mateloos ambitieus maar met een uitgesproken zin voor het reële, vroom (zij het enigszins theatraal) en van een onbesproken levenswandel (de verhalen over zijn jeugduitspattingen zijn latere verzinsels), was Hendrik V wel niet de geniale held die de legende van hem heeft gemaakt, maar toch een zeer bekwaam vorst.
DR L. VOET
Lit.: G. L. Kingsford, The Life of Henry V (1902); J. H. Wylie, The Reign of Henry the Fifth (3 dln, 1914-29); E. F. Jacob, Henry V and the Invasion of France (1947; populair).
Hendrik VI,
laatste der Lancasters (Windsor 6 Dec. 1421 - Londen 20 Mei 1471), regeerde van 1422-1461 en van Oct. 1470 tot Apr. 1471. Enig kind van Hendrik V en Catharina van Frankrijk, was hij nauwelijks 9 maanden oud toen op 31 Aug. 1422 zijn vader overleed en hij koning werd van Engeland (gekroond op 6 Nov. 1429), en een paar weken later, bij de dood van zijn grootvader Karel VI van Frankrijk (21 Oct. 1422), ook tot koning van Frankrijk uitgeroepen (gekroond in Parijs op 16 Dec. 1431). De hertog van Bedford*, broeder van Hendrik V, werd regent en leidde de verdere strijd tegen Frankrijk, wat meebracht, dat hij in Engeland zelf de conflicten en meningsverschillen tussen zijn woelzieke, intrigerende broeder Humphrey van Gloucester* en de Beauforts* niet steeds vermocht te bedaren, conflicten die na Bedfords dood op 15 Sept. 1435 dan ook des te heviger oplaaiden. Doch vanaf 1440 ging de ster van Gloucester — die de oorlogspartij vertegenwoordigde — dalen, en waren het de meer vredesgezinde Beauforts die, samen met de hertog van Suffolk, de vrome maar zwakke, nu meerderjarig verklaarde Hendrik VI beheersten. In 1444 wist Suffolk voor Hendrik VI de hand te bekomen van Margaretha van Anjou, een nicht van de Franse koning Karel VII, die, veel energieker dan haar echtgenoot, weldra een dominerende rol speelde in de Engelse politiek. Door deze interne intriges, het overwicht van de vredespartij, de zwakheid van de Engelse vorst, kon weinig aandacht worden geschonken aan de strijd tegen Frankrijk, die nog door Bedford vrij energiek was gevoerd.
De Engelsen werden langzaam maar zeker van het vasteland verdreven tot ze in 1453 nog enkel Calais behielden (z Honderdjarige oorlog). Deze nederlagen verwekten in Engeland heftige ontevredenheid. De Fransgezinde Suffolk werd zelfs, ondanks de bescherming van de koning en koningin, door het Parlement ter dood veroordeeld en, toen Hendrik VI hem inderhaast naar Frankrijk stuurde, op zee vermoord (2 Mei 1450). Voornaamste gunsteling werd nu de graaf van Dorset, weldra hertog van Somerset gemaakt. In Juni 1450 brak in Kent onder Jack Cade* een tegen het koninklijk beleid gerichte volksopstand uit, die echter in Juli weer verliep. Dit oproer werd door het hof toegeschreven aan intriges van de machtige Richard, hertog van York, sedert 1448 gouverneur van Ierland.
Om eventuele represaillemaatregelen te voorkomen, nam deze nu zelf het offensief. Hendrik VI moest Richard vergiffenis schenken (Nov. 1450). Een voor Richard gewonnen Parlement eiste het wegzenden van de gunstelingen en raadgevers van de koning — maar alles bleef zoals het was. Richard rukte dan ook in Febr. 1452 een tweede maal tegen de koning op, met practisch dezelfde gevolgen. In de zomer van 1453 kreeg Hendrik VI evenwel aanvallen van krankzinnigheid. In de volgende zeven jaren betwistten York en koningin Margaretha elkaar de regering (waarbij in de slag van St Albans op 22 Mei 1455 Somerset omkwam): de aanvang van de verwoede burgeroorlog bekend als de Rozenoorlog* (Voor het verdere verloop van de strijd om de kroon: z Edward IV).
Op 21 Mei 1471 overleed Hendrik VI in de Tower, zeer waarschijnlijk vermoord. Beminnelijk, innemend, vroom, maar uiterst zwak, was Hendrik VI niet opgewassen tegen zijn taak en heeft hij gedurende zijn lange regering nooit enig werkelijk gezag bezeten. Overigens stelde hij persoonlijk meer belang in culturele en godsdienstige aangelegenheden en heeft hij o.m. het Etoncollege (1440) en het King’s College te Cambridge (1441) opgericht.
DR L. VOET
Bibl.: M. E. Christie, Henry VI (1922); M. A. Hookham, The Life and Times of Margaret of Anjou (2 dln, 1872); C. W.
Oman, The History of England from the Accession of Richard II to the Death of Richard III, 1377-1485 (1906); J. H. Ramsay, Lancaster and York (2 dln, 1892).
Hendrik VII
(Pembroke 28 Jan. 1457 - Richmond 21 Apr. 1509) was de zoon van Edmund Tudor, graaf van Richmond. Hendrik Tudor’s moeder, Margaretha Beaufort, was de erfgename der graven van Somerset, gelegitimeerde afstammelingen van Jan van Gent, hertog van Lancaster (z stamboom Lancaster en York). Zo trad Hendrik van Richmond op als troonpretendent voor het huis Lancaster tegenover koning Richard III, uit het huis York. Na een vergeefse poging, in Oct. 1483, om uit Bretagne Engeland binnen te vallen, landde hij op 7 Aug. 1485 met zijn Engelse volgelingen en een Frans hulpkorps te Milford Haven in Wales. Richard III werd bij Bosworth (ten W. van Leicester) verslagen en gedood (22 Aug.), en nog op het slagveld werd Hendrik tot koning uitgeroepen. Hij versterkte zijn recht op de troon door zijn verbintenis met Elizabeth, oudste dochter van Edward IV van York (18 Jan. 1486), waardoor hij de aanspraken van de huizen van Lancaster en van York in zich verenigde.
De enige mannelijke telg uit het huis York, Edward, graaf van Warwick (zoon van George van Clarence, de broeder van Edward IV en Richard III), liet hij gevangen zetten en in Nov. 1499 doden. Lambert Simnel, de zoon van een bakker, die zich uitgaf voor de graaf van Warwick, speelde de rol zo goed, dat hij (24 Mei 1487) in Ierland als Edward VI werd gekroond. Hij werd gesteund door Margaretha, de weduwe van Karel de Stoute. Hendrik versloeg echter de opstandelingen op 16 Juni 1487 bij Stoke. Hoewel geen oorlogszuchtige staatkunde huldigend, werd hij gewikkeld in een strijd van de hertog van Bretagne tegen Frankrijk. Hij zond een leger, doch temde tegen veel geld in de vrede (te Etaples, 3 Nov. 1492) toe.
Inmiddels had de hertogin van Bourgondië een nieuwe pretendent, Perkin Warbeck, doen opstaan. Jacobus IV van Schotland ontving hem als een zoon van Edward IV en deed zelfs, te zijnen behoeve, in 1495 een inval in Engeland. Doch ook hij sloot vrede in 1497. Perkin nam de wijk naar Cornwall en belegerde Exeter, maar werd door Hendrik gevangengenomen en in 1499 opgehangen.
Na de beëindiging van de Rozenoorlog* kon Hendrik VII de koninklijke macht vestigen. De hoge adellijke geslachten hadden zware verliezen geleden, waarvan de koning gebruik kon maken om een aantal gunstelingen in het Hogerhuis toe te laten, zodat dit van alle oppositie afzag. Ter beteugeling van de willekeur en het machtsmisbruik der overigen werden aan de „Sterrekamer”, een als hooggerechtshof georganiseerd deel van de Kon. Raad, uitgebreide bevoegdheden gegeven in zake „onregelmatigheden bij de rechtsbedeling” en „tegen het recht”. De bevolking en de burgerij in het bijzonder verwachtte van de koning in de eerste plaats herstel van rust en vrede en was bereid hiervoor met hem samen te werken. Hendrik behoefde het Parlement slechts zelden bijeen te roepen (7 maal) en vond het steeds bereid zijn voorstellen goed te keuren, behalve in het einde van zijn regering.
Met Frankrijk werd na de eerste strubbeling de vrede bewaard, met Philips de Schone, de vorst der Nederlanden, in 1496 een gunstig handelsverdrag (z lntercours, Groot) gesloten en met de Katholieke koningen verbond hij zich door het huwelijk van zijn zoon met Catharina* van Aragon, met Schotland doordat van zijn dochter Margaretha met Jacobus IV. Zo kon Engeland zich herstellen van de burgeroorlog; met Hendrik VII begon de bloeitijd van de handel en begon de nijverheid zich krachtig te ontwikkelen. De koning zelf kon aan zijn zoon een groot vermogen nalaten: Hendrik was zeer hebzuchtig.
DR H. A. ENNO VAN GELDER
Lit.: J. Gairdner, Henry VII (1889); W. Busch, England unter den Tudors, I. König Heinrich VII. (1892); H. A. L.
F is her, Politica] History of England 1485-1547 (Polit. Hist. of EngL.uitg. d.Hunt en Poole, dl V, 1906); A. F. Pollard, TheReign of H. VII from Gontemporary Sources (3 dln, 1914); G. Temperley, H.
VII (1914); C. Williams, H. VII (1937); Kenneth Pickthorn, Henry VII (1934, rev. ed. 1949)-
Hendrik VIII
(Greenwich 28 Juni 1491 - 28 Jan. 1547), zoon van de voorgaande, huwde in 1509 met Catharina van Aragon, de weduwe van zijn broeder Arthur en de tante van Karel V. Hij ontving een uitstekende opvoeding en maakte zich, dank zij zijn goed verstand en ruime belangstelling, een brede ontwikkeling eigen. Hij besteeg 21 Apr. 1509 de troon. In de Italiaanse vorsten van die tijd zag hij zijn ideaal: als beschermer van kunst (Holbein) en wetenschap (Erasmus) zou hij de nieuwe cultuur in het nog weinig ontwikkelde Engeland brengen, maar zijn eigen rijkdom daarbij niet vergeten en liefst de absolute macht vestigen. Hij was zeer heerszuchtig, wispelturig, wreed en buitengewoon sensueel.
Zijn buitenlandse politiek was er op gericht: Engeland een rol te laten spelen tussen de twee elkander bestrijdende machten van Habsburg en Valois. In 1513 verbond hij zich met Maximiliaan I tegen Lodewijk XII. Hoewel hij 16 Aug. 1513 met de keizer in de slag bij Wijngaten (Guinegate) de overwinning behaalde, was hem de oorlog spoedig te kostbaar en te zeer in ’t voordeel van Maximiliaan, hij sloot in 1514 vrede met Lodewijk XII. Later trad hij toe tot een defensief verbond met Frans I tegen Karel V. Doch de gunsteling van Hendrik, kardinaal Wolsey, bevorderde de belangen van Karel V, die hem uitzicht geopend had op de pauselijke Stoel, en maakte zijn meester afkerig van Frankrijk. In 1521 werd door de keizer en de koning van Engeland een geheim verdrag gesloten, waarna Hendrik in 1522 de oorlog tegen Frankrijk begon.
Inmiddels was Wolsey in zijn verwachtingen teleurgesteld en werd anti-keizerlijk. Toen bovendien Frans I in 1525 bij Pavia de gevangene des keizers werd, sloot Hendrik in 1527 een verbond met Frankrijk en opende in 1528 de vijandelijkheden tegen de keizer, die met de Vrede van Kamerijk (1529) weer spoedig een einde namen. Deze buitenlandse politiek wekte slechts zeiden oppositie in het parlement en alleen, indien ze grote uitgaven meebracht, terwijl de grote macht van Wolsey, de kanselier, critiek uitlokte. Van 1529 af werd echter de politiek van Hendrik geheel beheerst door zijn huwelijksleven: hij wenste zich van Catharina, die hem alleen een dochter, Maria, had geschonken, te scheiden, om met Anna Boleyn te kunnen huwen. Maar Catharina was de tante van Karel V en voor de scheiding was de toestemming van de Paus nodig.
Hendrik had zich steeds een ijverig aanhanger betoond der R.K. Kerk; tegen de volgelingen van Wycliff en de Hervorming was hij met kracht opgetreden en zijn geschrift tegen Luther had hem zelfs de titel bezorgd van „Defensor fidei”. Over zijn scheiding echter kwam hij in conflict met de Paus: Wolsey onderhandelde sinds 1527 met de H. Stoel om het eerste huwelijk ongeldig te doen verklaren, hij slaagde niet en viel in ongenade (1529). Zijn opvolger werd Thomas More, maar het was vooral Thomas Cromwell, die de kerkelijke politiek van de koning doorzette. Door afpersing verkreeg hij (11 Jan. 1531) van de geestelijkheid een aanzienlijke geldsom, benevens de verklaring, dat volgens een aloude instelling de koning „de beschermer en het opperhoofd” is der Kerk in Engeland.
Nadat Hendrik het verbond met Frans I hernieuwd had, trad hij 25 Jan. 1533 in het huwelijk met Anna* Boleyn en deed in Mei 1533 door een geestelijke rechtbank, onder leiding van de nieuwe, meegaande aartsbisschop Cranmer, het vonnis der echtscheiding van Catharina uitspreken op grond van het feit. dat het canonieke recht een huwelijk met de weduwe van een broeder verbiedt. 12 Apr. 1533 was Cromwell* kanselier geworden; hij wist in 1534 het volgzame parlement de wet op de suprematie (z Anglicaanse kerk) te doen aannemen, terwijl de kinderen van het tweede huwelijk bevoegd werden tot troonopvolging. Slechts twee standvastige mannen, Thomas More* en Fisher, bisschop van Rochester, kwamen daartegen in verzet toen bij parlementsbesluit in 1534 het pauselijk gezag verworpen werd en aan de koning de inkomsten der Kerk, benevens de rechtspraak in kerkelijke zaken, het vervolgen der ketters enz. opgedragen werden. Reeds in 1536 maakte Hendrik daarvan gebruik door de kloosters van mindere rang op te heffen en hun inkomsten te confisqueren. Op raad van Cranmer liet hij de Bijbel vertalen. De terechtstelling van Anna Boleyn (19 Mei 1536), valselijk beschuldigd van echtbreuk, werd elf dagen later gevolgd door ’s konings huwelijk met Jane Seymour, die in 1537 moeder werd van de latere Eduard VI. Het parlement moest een Acte van Successie bekrachtigen, volgens welke prinses Elizabeth, een dochter uit het tweede huwelijk des konings, onterfd werd.
Toen Hendrik in 1538 ook de aanzienlijke kloosters ophief, deed paus Paulus III hem in de ban. Nadat een opstand in Noord-Engeland, sterk aan het Katholicisme gehecht, onderdrukt was, neigde Hendrik weer meer tot het oude geloof; nu liet hij in 1539 door het Parlement de „zes geloofsartikelen” aannemen, die als de leerstellingen der Engelse Kerk afgekondigd en bezworen werden. Zij, die weigerden deze artikelen te onderschrijven, waren aan de vreselijkste vervolgingen blootgesteld (z Bloedartikelen). Zelfs de constitutionele rechten werden door het Parlement prijsgegeven, doordien het aan de koninklijke besluiten, in de Staatsraad overwogen, kracht van wet schonk.
Na veel huwelijksplannen knoopte Hendrik een nieuwe echtverbintenis aan met Anna van Kleef (1540); doch daar zij hem niet beviel, liet hij zich onmiddellijk na haar aankomst van haar scheiden. Tevens beschuldigde hij zijn kanselier Thomas Cromwell, die dit huwelijk bevorderd had om tegen de keizer de steun der Protestantse Duitse vorsten te krijgen, van hoogverraad en deed hem onthoofden. Op 28 Juli 1540 trouwde hij met Catharina* Howard, en door haar invloed kwamen aan het hoofd der zaken de hertog van Norfolk en bisschop Gardiner, die de Protestanten te vuur en te zwaard lieten vervolgen. Vele uitstekende mannen, die de waarheid der zes artikelen betwijfelden, vielen onder de handen van de beul. Intussen vernam de koning, dat zijn nieuwe gemalin een losbandig leven geleid had en dit nog steeds voortzette. Ofschoon Catharina’s ontrouw niet wettig kon bewezen worden, liet hij haar met haar aanhang 13 Febr. 1542 ter dood brengen, 12 Juli 1543 huwde hij met de weduwe van lord Latimer, Catharina Parr, die hem op schrandere wijze wist te leiden en hem dan ook overleefde.
Ondertussen had hij in Wales nieuwe wetten ingevoerd en er een Raad ingesteld, die tyranniek elke uiting van nationalisme tegenging. Hetzelfde geschiedde in Noord-Engeland, dat altijd nog een zekere zelfstandigheid had en waar de feodale adel nog machtig was. Aldus bevorderde hij, met geweld en gedreven door eerzucht, de eenheid van Engeland. Ook deze delen waren voortaan in het parlement vertegenwoordigd, dat in het algemeen door Hendrik werd begunstigd, omdat het volgzaam was; door het verlenen van kiesrecht aan vele kleine plaatsen („borroughs”) wist hij het naar zijn hand te zetten. Met Schotland voerde hij, nadat hij geprobeerd had door een huwelijk van Maria Stuart met de jonge Edward er verbinding mee te krijgen, oorlog, waarin hij bij Solway (24 Nov. 1542) overwon, maar verder geen succes had. Ierland werd in 1542 onderworpen (voordien bezat Engeland feitelijk alleen het O.) en Hendrik door het Ierse parlement gehuldigd.
Hij maakte een begin met de anglisering van het land (z Ierland). Ten slotte heeft hij zich nog eens met Karel V verbonden tegen Frans I. Hij veroverde Boulogne (1544) en sloot eerst in 1546 vrede, terwijl de keizer reeds in 1544 de oorlog eindigde. Dit uiteengaan van het bondgenootschap bracht Hendrik opnieuw tot de Protestanten, waartoe hij ook door Catharina Parr werd overreed. De Katholiekgezinde Gardiner werd onthoofd, de hertogen van Norfolk en Surrey veroordeeld. Zo toonde Hendrik nog op het laatst zijn wreedheid en despotisme, die niets en niemand ontzagen; als een waar leerling van Machiavelli* zag hij slechts het belang van de vorst en schuwde geen enkel middel om dit na te jagen.
DR H. A. ENNO VAN GELDER
Lit.: H. A. L. Fisher, Political History of England, V (1913); Letters and Papers of the Reign of H. VIII, ed. Brewer and Gairdner, 21 dln, 1862-1910; J.
S. Brewer, The Reign of Henry VIII frem his Accession to the Death of Wolsey (2 dln, Edinburgh 1884); St. Ehses, Römische Dokumente zur Geschichte der Ehescheidung Heinrichs VIII. (Paderborn 1893); Richardson, National Movement in the Reign of Henry VIII (London 1897); F. A. Gasquet, Henry VIII and the English Monasteries (2 dln, 1906); M. A.
S. Hume, Wives of Henry the Eighth (1905); Tree, Henry VIII and his Court (1910); A. F. Pollard, Henry VIII (1902); Gh. Bémont, Premier divorce de Henry VIII etle schisme d’Angleterre (1917); F. Hackett, Henry the Eighth (1929); H. Maynard Smith, Henry VIII and the Reformation (Macmillan 1949).