(spr. uit: goeroe), betekent in het Sanskrit en bij de Hindoes in het algemeen een eerbiedwaardig persoon, een aanzienlijk familievader of een geestelijk leraar. In de oude tijd waren zijn leerlingen hem volledige gehoorzaamheid verschuldigd : zij beschouwden hem als een tweede vader.
Hij wijdde hen in de kennis van de Veda in en bekleedde hen na volbrachte studies met het heilig snoer, de Yajñopavîta.De leiders van verschillende religieuze secten in Indië, zoals de Sikhs, de Lingayats e.a., worden eveneens guru genoemd en vaak ontstaat in het Hindoeïsme een ware cultus om hun persoon. Ook in verschillende Archipel-talen komt het woord voor, zowel voor een Mohammedaans leraar als voor een gewoon onderwijzer.
Lit.: H. v. Glasenapp, Der Hinduismus (München 1922).