Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Gerard terborch

betekenis & definitie

(1) (of Ter Borch) de Oude,, Nederlands tekenaar, schilder en etser (Zwolle 1584 - 20 Apr. 1662), bereisde van 1602 tot 1611 Keulen, Oostenrijk, Italië (Venetië,Rome, Napels) en Frankrijk, waarna hij zich in 1612 te Zwolle vestigde. Hij vervaardigde tekeningen met bijbelse en mythologische onderwerpen en vooral charmante familietafereeltjes.

Het ambt van ontvanger van convooien en licenten, dat hij in 1621 kreeg, maakte dat hij zich niet meer geheel aan zijn kunst kon wijden. Zijn zoons Gerard, Moses en Harmen en zijn dochter Gesina leidde hij op in de tekenkunst.Lit.: Meded. Ned. Hist. Inst. te Rome (1925).

(2) de Jonge, Nederlands schilder en tekenaar (Zwolle 1617- Deventer 8 Dec. 1681), zoon en leerling van Gerard de Oude, later leerling van Pieter Molijn te Haarlem, onderging ook invloed van Rembrandts clair-obscurkunst en van de figuren in interieurs van Codde en Duyster. Vervolgens bereisde hij Engeland, Italië (Rome), Frankrijk en Duitsland. In 1645 was hij terug in Amsterdam, doch in 1646 trok hij naar Munster om daar afgevaardigden op het Vredescongres te portretteren. Na de vrede ging hij met de Spaanse gezant graaf Penaranda naar Spanje, waar hij veel succes oogstte. Zijn schilderwijze nam hier in statigheid toe. In 1650 was hij terug in Nederland. Hij woonde in Zwolle, later in Deventer. Terborch muntte uit in portretten in klein formaat, uiterst minutieus gepenseeld en fijn van toon. Bovendien waren groepen in interieurs, eveneens van klein formaat, zijn specialiteit.

Zijn diep indringende wijze van beschouwen, zijn deftigheid, meesterlijke stofuitdrukking en geraffineerd coloriet van bonte toetsen gecombineerd met koel grijs of zwart, doen Terborch tot de grootste Nederlandse schilders behoren. Werk van zijn hand vindt men o.a. in de musea te Amsterdam, Berlijn, Kassei, Londen (de Bezwering van de vrede van Munster, oude copie in het Rijksmuseum) en Wenen.

Lit.: F. Hannema, G. T. (Amsterdam 1943); E. Plietzsch, G. T. B. (Wien 1944); S. J. Gudlaugsson, in: Ned. Kunsthist. Jaarb. 1948/49.

< >