Duits godsdiensthistoricus (München 30 Jan. 1892), van huis uit R.K., sinds 1920 (met onderbreking tijdens het nationaal-socialistische bewind) hoogleraar in de Evangelische theologische faculteit van de universiteit te Marburg. Hij is een van de beste godsdiensthistorici van onze tijd, die aan zijn wetenschap nieuwe impulsen gaf door zijn pogingen tot psychologische verdieping en tot theologisch perspectief.
Bovendien is hij een krachtig promotor van de oecumenische gedachte. Zijn theologie is sterk katholiserend.Bibi.: Die buddhistische Versenkung, 2de dr. (1922); Das Gebet, 5de dr. (1923); Der Katholizismus. Seine Idee und seine Erscheinung (1923); Evang. Katholizität, Ges. Aufs, und Vortr. I (1926); Die kath. Kirche des Ostens u.
Westens. I: Urkirche und Ostkirche (1937), II, 1: Altkirchliche Autonomie und päpstlicher Zentralismus (1941); Der Vater d. kath. Modernismus, A. Loisy (1947); Mysterium Caritatis (1949).