Italiaans romanschrijver (Syracuse 25 Juli 1908), werkte als arbeider in het Venetische en werd naderhand opzichter bij een onderneming voor wegwerken. Met zijn eerste bundel verhalen, Piccola borghesia (1931), nam hij meteen een avantgarde-positie in.
Vooral sinds het einde van Wereldoorlog II heeft hij — een tijdlang communist, thans daarvan teruggekomen — grote naam gemaakt met zijn deels „neorealistische”, deels echter veel meer op de fantasie een beroep doende werken. Doorslaggevend voor zijn Europees succes was Uomini e no, de enige grote verzetsroman van Italië (1945). Hij heeft in de literatuur van en over zijn eiland, Sicilië, op verrassend gelukkige wijze de „hard style” van de Amerikanen (Hemingway, Faulkner) geïntroduceerd. Hij is de levendigste, scherpst geavanceerde, soms echter ook onthutsende romancier van huidig Italië.DR MR H. VAN DEN BERGH
Bibl.: Nei Morlacchi (1934); Americana (vertal. v. moderne Am. schrijvers, 1942); Conversazione in Sicilia (1941); Uomini e no (1945); II Sempione strizza Pocchio al Fréjus (1947); II Garofano rosso (1948); Lo zio Agrippa passa in treno (1949, versch. in Rassegna d’Italia); Le Donne di Messina (1949, V.’s meest brede en humane roman); Sardegna come un’infanzia (1952, eerste versie 1936).
Lit.: N. Sapegno, Compendio di storia della lett. ital., dl 3 (1948), pp. 489-’90.