woord, overgenomen van de Romeinen (edictum van edicere, bekend maken), betekent de ter algemene kennis gebrachte verordening van een magistraat ten tijde der Republiek. In het bijzonder is bekend het edictum van de praetor, die sedert het jaar 367 v.
Chr. met de zorg voor de rechtspraak belast was, waarbij hij de regels uiteenzette, die hij bij de uitoefening van zijn ambt in acht zou nemen: het edictum perpetuum of voortdurend edict, omdat de opvolger het grotendeels van zijn voorganger placht over te nemen tot het onder keizer Hadrianus door de jurist Salvius Julianus werd vastgelegd (de beste reconstructie is van Otto Lenel). Toen de keizers de wetgevende macht aan zich getrokken hadden, werden hun verordeningen die ze als magistraat gaven, eveneens edicta genoemd. Bij het Edict van Milaan (313 n. Chr.) kreeg het Christendom van keizer Constantijn de Grote gelijke vrijheden als de overige godsdiensten. Dezelfde uitdrukking vinden wij later ook voor wetten gebezigd. Zo heten de wetten der Merovingse vorsten edicta, die der Karolingse capitularia.Bekend is het wetboek zowel voor de Gotische als de Romeinse bevolking van Theodorik de Grote, koning der Oostgoten, afgekondigd omstreeks het jaar 500 als Edictum Theodorici (ed. F. Bluhme in Mon. Germ. Hist. Leges V, 145 v.). Het in schrift gebrachte Langobardisch volksrecht is vervat in het Edictum Rotharii van koning Rotharius, 643 n. Chr., het Edictum Liutprandi en andere (ed. F. Bluhme in: Mon. Germ. Hist. Leges IV). In het Duitse staatsrecht heten keizerlijke besluiten tot afkondiging van een wet ook wel edicten. In de constitutionele staten van de nieuwere tijd wordt het woord edict niet veel meer gebruikt; alleen komt het nog wel voor in de zin van wet, besluit, toespraak of aanschrijving van de vorst of een ambtenaar.
Edict van Nantes
heet de op 13 Apr. 1598 door koning Hendrik IV van Frankrijk uitgevaardigde wet, waarbij aan de Hugenoten godsdienstvrijheid werd verleend, zij in het bezit werden erkend van de kerken, die zij reeds bezaten en de volgende rechten verkregen: toegang tot alle openbare onderwijsinrichtingen en hospitalen; het bekleden van alle ambten en waardigheden; het bezetten van de helft der zetels in de handelskamers (chambres mi-parties); het houden van synoden en het leggen van garnizoen in een groot aantal veiligheidsplaatsen. Lodewijk XIV hief dit edict 23 Oct. 1685 weer op.
Lit.: L. Aguesse, Hist. de l’établissement du Protestantisme en France, 4 dln (1886). De tekst van het Edict van Nantes in het 4de dl, p. 557; G. v. Polenz, Gesch. des französ. Calvinismus, III (1864); J. Faurey, Henri IV et l’Edit de Nantes (1903); A. A. v. Schelven, Het Calvinisme gedurende zijn bloeitijd (1943); Douen, Hist. de la révocation de l’Edit de Nantes (3 dln, 1894); J. R. Knipfing, Das angebl. Mailänder Edikt vom J. 313 im Licht der neueren Forschungen in: Ztschr. f. Kirchengesch., dl 40 (1922).