Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

EARL

betekenis & definitie

is een Engelse adellijke titel, beantwoordend aan graaf (vrouwelijk: countess). In de vroege Angelsaksische periode had earl (eorl) de algemene betekenis van edelman (te vergelijken met het Deense jarl). Doch in het begin der 11de eeuw, tijdens de Deense overheersing, trad de term in de plaats van ealdorman (alderman) om het hoofd aan te duiden van de grote administratieve onderverdelingen der Angelsaksische rijken, de shires (of ook wel van een groep shires). Tijdens het Normandische bewind bleven deze, nu in de feodaliteit betrokken territoriale ambtenaren bestaan.

Maar Willem de Veroveraar en zijn onmiddellijke opvolgers gingen slechts zelden over tot nieuwe benoemingen voor de vacant geworden plaatsen, zodat ten slotte het merendeel der shires geen earls meer had. Anderzijds bezaten de enkele die overbleven niet dezelfde uitgebreide machtsbevoegdheden als bijv. de comités (graven) op het vasteland — uitgezonderd de earls van de zgn. counties palatine, ingericht door Willem de Veroveraar bij de aan invallen blootgestelde rijksgrenzen (Chester en Shropshire tegenover Wales; Durham tegenover Schotland; Kent tegenover Frankrijk). Een verdere evolutie heeft hen in de 12de-13de eeuw van hun laatste territoriale gezag beroofd. Earl werd louter een titel, de hoogste in het Engelse rijk, tot in de 14de eeuw zich hierboven nog marquis of marquess (markies) en duke (hertog) kwamen plaatsen. De earl behoort tot de nobility, is „Right Honourable”, wordt aangesproken met „My Lord” en zetelt in het Hogerhuis.DR L. VOET

< >