Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

CONSERVATIEF

betekenis & definitie

(1) (van Lat. conservare, behouden) is in het algemeen een politieke houding, die in een bestaande toestand meer gelooft dan in wijziging daarvan, hetzij dat deze wijziging zich voltrekt of wordt voorgesteld. Het begrip schijnt in deze zin het eerst gebruikt te zijn door Chateaubriand in 1818.

In Engeland en Duitsland kreeg het sedert omstreeks 1830 burgerrecht.Voor zover conservatisme niet louter behoudzucht en vis inertiae is of berust op het belang, dat men heeft bij handhaving van het bestaande, kan er een idee aan ten grondslag liggen, meestal zich baserend op het historisch gewordene of ontleend aan een traditionele opvatting van de maatschappelijke functie van de mens, gepaard aan een wantrouwen in de menselijke rede. Een conservatieve overtuiging is tegenwoordig in tegenstelling tot allerlei op verandering van het bestaande gerichte denkbeelden vaak meer individueel dan collectief en laat zich daarom politiek ook vrij moeilijk organiseren. De moderne conservatieve idee stamt uit de tijd van de Franse Revolutie, die de grondslagen van de toen bestaande maatschappij tot in de wortel aan tastte. De daaruit voortvloeiende onzekerheid deed velen verlangen naar her-bevestiging van die grondslagen.

De grootste woordvoerder van het conservatieve verzet tegen de doeleinden en illusies van de Franse Revolutie was de Engelsman Edmund Burke (Reflections on the revolution in France, 1790). Bij alle belangrijke conservatieven van het Europese continent viel zijn invloed te onderkennen. Intussen was er tussen de ontwikkeling van de conservatieve idee in Engeland en op het vasteland een wijde kloof. Alleen al omdat het conservatisme aansloot bij de organisch gegroeide verhoudingen in bepaalde landen en deze uiteraard uiteenliepen, was dat onvermijdelijk.

Een ander verschil was echter van niet minder betekenis. De denkbeelden van de Franse Revolutie waren door Napoleons legers door Europa gedragen en hadden er onmiskenbaar wortel geschoten. Toen men na Napoleons val de voor-revolutionnaire toestanden trachtte te herstellen (z Restauratie), schafte men op vele plaatsen ook goede dingen, die de Napoleontische overheersing had gebracht, weer af. Zodoende werden de begrippen conservatief en reactionnair nagenoeg identiek en tegenstanders lieten, ook om redenen van tactiek, niet na, deze identiteit als ondubbelzinnig voor te stellen en daarmee de conservatieve idee te discrediteren.

Dat er tussen conservatief en reactionnair echter een diepgaand onderscheid bestaat, toont juist Engeland, waar de staatkundige continuïteit anders dan in de landen van het continent niet werd onderbroken en van reactie geen sprake behoefde te zijn. Zo bleef daar niet alleen een zuivere door rancuneuze of sentimentele reactie onaangetaste conservatieve idee leven, maar ook groeide er een krachtige conservatieve partij met een eigen, uitgebalanceerde politiek.

Op het continent hebben in de 19de eeuw en nog later ook grote conservatieve partijen bestaan, maar haar politieke prestaties lieten te wensen over: in zekere zin leden zij ten overstaan van de overhand toenemende revolutie-mentaliteit aan een slecht geweten. Conservatieve idealen waren wel is waar in grote mate aanwezig (legitimiteit in Frankrijk, Thron und Altar in Duitsland), maar het ontbrak aan een doenlijke uitwerking door conservatieve politici, die het geheim van het succes kenden. De enige conservatieve staatsman van formaat was wellicht Bismarck en het geeft te denken, dat hij meestal met de conservatieve idealisten, die zich om de Kreuzzeitung groepeerden (J. F.

Stahl), overhoop lag.

DUITSLAND is intussen het land, waar buiten Engeland de conservatieve idee het krachtigst is blijven leven. Voordat Hitler in 1933 de macht in handen nam, leek het zelfs, dat bij de zgn. jung-Konservativen de beste garantie berustte voor een gezonde Duitse staat. Een invloedrijke bijdrage tot het Duitse conservatieve denken van die tijd was Möller van den Bruck’s Das dritte Reich (1923). Het feit, dat de Nazi’s de titel van zijn boek voor hun staat in beslag namen, mag niet doen vergeten, dat tussen hun gedachtenwereld en die van Möller van den Bruck (gest. 1925) het onderscheid van immoreel nihilisme en ethisch conservatisme bestond.

Een ander Europees land, waar de conservatieve idee diepgeworteld is, is SPANJE. Zij is er echter veelal verbonden met dictatoriale opvattingen.

Ook in FRANKRIJK kregen conservatieve leringen een autoritaire spits (Maurras). Bij Sorel paarde het conservatisme zich zelfs aan een revolutionnair ethos.

De ENGELSE conservatieve partij is regelrecht voortgekomen uit de in het eind van de 17de eeuw gegroeide partij van de Tories, waarin zich vnl. de landadel had verenigd. Haar karakter van „country party” behield zij tot de Reform Bill (kieswet) van 1832, die haar noopte zich volslagen te heroriënteren. Dat deze heroriëntatie in moderne richting, ook door de industriële revolutie van die tijd noodzakelijk gemaakt, slaagde, was meer dan aan iemand anders te danken aan Sir Robert Peel, die in zijn Tamworth Manifesto van 1834 de conservatieven nieuwe wegen wees. Hij wist de nieuwe kapitalistische ondernemersklasse in de partij een plaats te geven.

Niet zonder verzet ging dit evenwel en in 1846, toen Peel de graanwetten afschafte, waarmee hij recht tegen de belangen van de grootgrondbezitters inging, trad zelfs een scheuring aan de dag. Maar het is tekenend voor het aanpassingsvermogen van de Engelse conservatieven, dat Benjamin Disraeli, die zich ook om principiële redenen fel tegen Peel had gekeerd, in 1867 een Tweede Reform Bill doorvoerde, daarmee een bewijs leverend, dat zijn partij geenszins alleen maar passief staatkundige veranderingen accepteerde, maar deze ook aanmoedigde, wanneer zij eenmaal als redelijk konden worden gezien. Ook daarna stonden binnen de conservatieve partij steeds mannen op, die de conservatieve erfenis niet als doel op zichzelf, maar als een zuurdesem opvatten in de democratische ontwikkeling van de tijd. Een voorbeeld is Lord Randolph Churchill met zijn zgn.

Fourth Party, die het begrip Tory Democracy inhoud verleende. In recente tijd kan men wijzen op het werk van het Tory Reform Committee van Quintin Hogg en Peter Thorneycroft (opger. Febr. 1943), dat net conservatisme wil inschakelen in de sociale beweging van deze tijd. Merkwaardig is in dit verband ook, dat conservatieven er op wijzen, dat hun partij zich sedert de dagen van Peel wel is waar ten dele met het toen opkomende kapitalisme heeft gelieerd, maar dat zij er in wezen los van is gebleven — in elk geval losser dan het Manchester-liberalisme — en dat zij zich daarom een nieuwe toekomst kan scheppen.

Het Industrial Charter, waarin de nieuwe economische politiek van de conservatieve partij is vervat, getuigt in elk geval van de wil, aan te sluiten bij de diep-ingrijpende sociaal-economische evolutie, die zich de laatste dertig jaar in Engeland heeft voorgedaan.

In NEDERLAND is van een zuiver-geprofileerde conservatieve idee geen sprake. Een conservatieve partij bestond scherp omlijnd tot ca 1848 en daarna nog enige tijd in meer vage vorm. Dat het niet tot de vorming van een nieuwe algemene conservatieve partij, die wellicht in het Nederlandse politieke leven zeer bevruchtend had kunnen werken, is gekomen, vond mede zijn oorzaak in de confessionele partijlijnen, die zich toen al spoedig gingen aftekenen. De aftakking van algemeen conservatisme naar bijzonder confessionalisme is na te gaan bij Groen van Prinsterer, wiens Ongeloof en Revolutie, overigens pas van 1847 daterend, in Nederland voor het eerst een als noodzakelijk gezien verband aanbracht tussen orthodox Christendom en verzet tegen de leerstellingen van de Franse Revolutie.

In Katholieke zin was dit in de aanvang van de 19de eeuw reeds geschied bij Novalis (Die Christenheit oder Europa) en Chateaubriand (Génie du Christianisme). De Katholieke conservatieven zien in het algemeen hun ideaal in de maatschappij van de middeleeuwen.

Het conservatisme is wel is waar slechts één zijde van de waarheid (de andere zijde is de progressie, zonder welke het conservatisme immers geen zin zou hebben), maar het is een belangrijke zijde. Zoals Möller van den Bruck het heeft geformuleerd: Die Linke hat die Vernunft, die Rechte den Verstand (De progressieven zijn intelligent, de conservatieven verstandig).

j. R. EVENHUIS

Lit.: Karl Mannheim, Das konservative Denken (Archiv für Sozialw. und Sozialpol. 57, 1927); Guglielmo Ferrero, Pouvoir (1942); Aubrey Jones, The pendulum of politics (1946); Quintin Hogg, The left was never right (1945); Idem, The case for conservatism (1947); Peter Thorneycroft, Design for freedom (i947); Sir George Stapledon, Disraeli and the new age (1944); A. A. W. Ramsay, Sir Robert Peel (1928); M.

Freund, Georges Sorel, der revolutionäre Konservatismus (1932); Juan Maria Donoso Cortés, Ensayo sobre el catolicismo, el liberalismo y el socialismo (1851); Lord Hugh Cecil, Conservatism 1510-1911 (Home Univ. Libr.); F. J. G.

Hearnshaw, Conservatism in England (1933); Geoffrey C. Butler, The Tory Tradition (1914)

(2) noemt men een krachtenveld, indien de arbeid, die door de krachten van het veld verricht worden, als een dynamisch systeem S zich verplaatst van een configuratie A naar een configuratie B, uitsluitend afhangt van de beginstand en van de eindstand van het systeem, m.a.w. als de verrichte arbeid onafhankelijk is van de gevolgde weg, waarlangs het systeem S zich van A naar B beweegt.

Het veld van de zwaartekracht is een voorbeeld van een conservatief krachtenveld: de arbeid, verricht door de zwaartekracht, als een stoffelijk punt met massa m zich van een punt A naar een punt B beweegt, bedraagt mg (hA-hß), wanneer hA de hoogte van A, HB die van B boven het aardoppervlak voorstelt; deze hoeveelheid arbeid is onafhankelijk van de weg, waarlangs het stoffelijk punt zich van A naar B beweegt.

Laat de configuratie van een dynamisch systeem bepaald zijn door n coördinaten q1, q2, . . ., qn. Men kiest een zekere configuratie van het systeem als standaardconfiguratie, bijv. voor q; = a; (i = 1 , 2 , . . ., n); wanneer nu de uitwendige krachten die op het systeem werken conservatief zijn (d.w.z. tot een conservatief veld behoren), dan is de door deze krachten verrichte arbeid, wanneer het systeem zich van de configuratie (q1 ,q,, . . ., qn) naar de standaardconfiguratie verplaatst, een eenduidig bepaalde functie van qi, q«, . . ., qnj aangeduid door V (q1, q2, . . ., qn); men noemt V de potentiële energie van het systeem in de configuratie (q1, q2, . . . , qn). De potentiaalfunctie V werd door Lagrange ingevoerd (1773; Œuvres, VI, blz. 335), de naam potentiaal is afkomstig van Green (1828).

Stelt men de kinetische energie van een dynamisch systeem in een conservatief veld door T, de potentiële energie door V voor, dan geldt voor een verplaatsing van het systeem van een configuratie A naar een configuratie B, dat de toeneming van de kinetische energie gelijk is aan de door de krachten verrichte arbeid: TB -— TA = VA — VB , dus TA + VA = TB + VB, d.w.z. T + V bezit in alle configuraties in het conservatieve krachtenveld dezelfde waarde: het totale mechanische arbeidsvermogen T + V van het dynamische systeem blijft onveranderd (wet van het behoud van arbeidsvermogen). Hieraan is de naam conservatief krachtenveld ontleend.

Bij een conservatief krachtenveld verstaat men onder een potentiaalvlak of niveauvlak de meetkundige plaats van de punten waar de potentiële energie een zelfde waarde heeft. Door elk punt van de ruimte gaat een potentiaalvlak. Verplaatst een stoffelijk punt zich langs een potentiaalvlak, dan is de door de krachten verrichte arbeid nul. Dat betekent, dat bij iedere verplaatsing langs een potentiaalvlak de weg loodrecht op de kracht staat.

In een conservatief krachtenveld zijn de krachtlijnen dus de orthogonale trajectoriën (loodrechte doorsnijdingskrommen) van de potentiaalvlakken. Wanneer omgekeerd bij het stelsel krachtlijnen van een willekeurig krachtenveld een stelsel oppervlakken behoort, die de krachtlijnen loodrecht snijden, dan is de aanwezigheid van een dergelijk stelsel oppervlakken een voorwaarde (A), die wel nodig, maar niet voldoende is voor het conservatief zijn van het krachtenveld. Voor het conservatief zijn van het veld is bovendien nog nodig, dat in de verschillende punten van éénzelfde van die oppervlakken de kracht omgekeerd evenredig is aan de afstand tot een naburig oppervlak (B). Voldoet een krachtenveld aan de eisen (A) en (B), dan is het krachtenveld conservatief, als de oppervlakken, die de krachtlijnen loodrecht snijden, elkaar onderling niet snijden en ieder van deze oppervlakken de ruimte in twee delen verdeelt.

DR F. LOONSTRA.

< >