Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Bodemcolloïd

betekenis & definitie

Van Bemmelen, een der pioniers zowel van de colloïdchemie als van de bodemscheikunde, nam aan, dat in de bodem colloïdale bestanddelen voorkomen, die grotendeels verantwoordelijk zouden zijn voor de eigenschappen van de grond. Hij dacht daarbij aan colloïdale kiezelzuur-gelen en hij verrichtte talrijke onderzoekingen over de dehydratatie van zulke systemen.

Door het röntgenografisch onderzoek van kleigronden enz. is evenwel gebleken, dat de eigenschappen daarvan wel is waar wezenlijk bepaald worden door de submicroscopische bestanddelen, maar dat deze wel degelijk uit kristallijne, gedefinieerde mineralen bestaan. Het voornaamste van deze kleimineralen is het montmorilloniet, dat in vrijwel zuivere toestand voorkomt als bentoniet, maar dat ook in de meeste kleisoorten en bleekaarden het voornaamste mineraal in de fijnste fracties vormt. Waarschijnlijk zijn er geen amorphe bodemcolloïden in de zin van Van Bemmelen. De fijne verdeling van de eigenlijke kleimineralen en in het bijzonder ook het grote oppervlak van de plaatvormige deeltjes is oorzaak dat klei en kleisuspensies de verschijnselen van colloïdale systemen vertonen (zie klei).PROF. DR J. A. A. KETELAAR

< >