of Beverovicius, befaamd Nederlands geneesheer (Dordrecht 17 Nov. 1594 - 19 Jan. 1647), was van aanzienlijke familie: zijn moeder Marie Boot van Wezel heette van Andreas Vesalius af te stammen. Hij kwam, 16 jaar oud, te Leiden, studeerde daarna te Parijs, Montpellier en promoveerde 30 Mei 1616 te Padua onder Sartorio.
Ongeveer in 1618 vestigde hij zich als geneesheer te Dordrecht, waar hij veel succes had met de praktijk en als directeur-geneesheer van het weeshuis zich als een uitnemend organisator deed kennen. Hij was zeer strijdlustig en bestreed o.a. alle stellingen van Montaigne. Zijn Schat der Gesontheyt (Dordrecht 1636) en de Schat der Ongesontheyt (1642) beleefden talrijke drukken en waren naast de bijbel en de werken van Jacob Cats de meest gelezen boeken in die tijd. Zijn vriend Jacob Cats „versierde zijn werken met kopere platen en versen”.Bibl.: een beroemd geworden verhandeling over het voorkomen van steen en graveel, over de pest, de aphorismen van Hippocrates, het Blauw-Schuyt; Inleydinge tot de Hollantsche Genees-middelen ofte kort bericht, dat elck Landt genoegh heeft, tot onderhoudt van het leven, ende de Gesontheyt der Inwoonders (1642). Zijn werken zijn gezamenlijk uitgegeven van 1651 af en in het Frans en Duits vertaald.
Lit.: E. D. Baumann, Joh. v. B. in leven en werken geschetst (Dordrecht 1910).