bignet, ook benjee genaamd, is een gebak „in verscheiden zoorten bestaande, en daar veele veranderingen van zijn,” heet het in de oude Welkookende Friesche Keukenmeid. Volgens sommigen is het woord afkomstig van het Franse baigner (onderdompelen, baden): schijven appel, ananas, maar ook kleine stukken vis, hersens, lever, enz. worden in beslag ondergedompeld en in de frituur gebakken.
De appel-beignet wordt het best gemaakt van goudrenetten, en gemeenlijk gegeten met Kerstmis en de jaarwisseling. In de ouderwetse Nederlandse keuken verstaat men er ook verschillende in boter, vet of olie gebakken koekjes onder.