Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Balneologie

betekenis & definitie

(z bad) is de leer van de invloed der gezamenlijke factoren, die de badplaatsen te bieden hebben, op de zieke mens. Deze leer omvat de studie van de herkomst en van de fysische en chemische eigenschappen der minerale wateren en der peloïden (geneeskrachtige modder en toebereide veensoorten), van de werking van deze agentia, fysiologisch en therapeutisch, van de ziekten, gezien uit het oogpunt der behandeling op de badplaatsen ondergaan, van de keuze der badplaatsen naar indicatie en contraindicatie en van de techniek der toepassingen van water en peloïd.

Zij voert tot een indeling der badplaatsen, gewoonlijk naar de samenstelling der natuurlijke behandelingsmiddelen, soms ook naar de aard der behandelde ziekten.De balneologie behoort tot de hydrologie*, voor zover zij de uitwendige toepassing der minerale wateren behandelt, tot de klimatologie* voor zover de klimatologische factoren bekeken worden die van invloed zijn op het behandelingsresultaat, tot de farmacologie, als het gaat over de invloed van de in de minerale wateren opgeloste stoffen, vooral bij inwendige toepassing.

Geschiedenis.

Reeds de Voor-Indiërs kenden de betekenis der bronwateren. Zij maakten vooral daarvan gebruik als diaphoreticum (zweetmiddel); 14 soorten water werden onderscheiden, waaronder alkalische, zoute enz Als te behandelen ziekten werden vooral tuberculose en met sterke vermagering gepaard gaande ziekten vermeld.

Hippokrates* (z bad) heeft zich vrijwel uitsluitend met zoet water beziggehouden; hij had bezwaren tegen de minerale'wateren die de urine secretie en de lediging van de darm zouden hinderen. Zijn autoriteit werkte door tot Galenus* en door dezen tot lange tijd na hem. Ondanks de grote plaats, die het bad bij de Romeinen innam, hechtten dezen geen waarde aan de bronwateren; toch hebben zij een belangrijk aandeel gehad in de ontwikkeling der balneologie; op tal van plaatsen in hun wingewesten stichtten zij vaak grote en luxueuze badhuizen, en op de fundamenten daarvan zijn vele moderne badplaatsen verrezen (o.a. Aken, Aix-les-Bains, Bath, Baden-Baden, Baden bij Wenen, Wiesbaden).

In de Byzantijnse periode vindt men spaarzame aanwijzingen over de balneologie. o.a. bij Paulus van Aegina. Ook de Arabieren hadden geen belangstelling voor baden als geneesmiddel. Eerst in de 14de-15de eeuw komt er een opleving. Lepra en syphilis, vers in Europa geïmporteerd, eisten huidverzorging, de kruistochten leerden reizen en verandering van woonstee en brachten ervaringen uit streken, waar het baden, zij het dan niet met minerale wateren, in hoog aanzien stond. De badinrichtingen stonden vaak onder leiding van balneatores, een soort chirurgen van lagere rang. Toch kwam er vrij spoedig een terugslag, o.a. door de verspreiding der besmettelijke ziekten in de gemeenschappelijke baden.

In de 16de eeuw was het Paracelsus* die, eigenlijk voor het eerst, een uiteraard ruwe poging deed tot chemische beschouwing der badwateren, en die met nadruk wees op de therapeutische betekenis der badplaatsen. In de 17de eeuw verbeterde het chemisch onderzoek ; aan het eind van deze eeuw verscheen er een vrij uitgebreide literatuur over tal van kuuroorden. Boerhaave* o.a. deed onderzoekingen over minerale wateren. De grote stoot in de wetenschappelijke richting werd gegeven door Fr. Hoffmann (1660-1742), een leerling van Boerhaave.

Hij onderzocht en beschreef vele minerale wateren, voerde er verschillende in de therapie in, bracht nieuwe onderzoekingsmethoden, leerde het bereiden van de zouten uit de badwateren en gaf de eerste, nog onvolkomen, indeling.

In Frankrijk was het de chemicus Venei (17231775), die op last van de regering alle bronnen onderzocht en registreerde. Aan het eind van de 18de, begin van de 19de eeuw kwam er een stroom van chemische onderzoekingen over deze materie los: F. A. A. Struve (1781-1840), die met zijn publicatie Ueber Nachbïldung der nalürlichen Heilquellen, beschouwd moet worden als de grondvester van de fabricage der kunstmatige minerale wateren. De 19de eeuw bracht een grote uitbreiding van het badwezen en vele experimentele onderzoekingen over de fysiologische werkingen der minerale wateren en over de aard van hun werking bij ziekten.

Vooral de grote opbloei der wetenschappelijke hydrologie tijdens de laatste eeuwwisseling (Winternitz) heeft bevruchtend gewerkt op de balneologie. Tal van balneologische verenigingen werden opgericht en vele tijdschriften en handboeken op dit gebied verschenen. Toch is er na het begin van deze eeuw een onmiskenbare terugslag te constateren, de laatste decenniën is de belangstelling duidelijk verminderd.

Werkingswijze.

Het bronwater wordt toegepast, inwendig per drinkkuur, als inhalatiemiddel, soms als een soort clysma (Plombières), uitwendig als verschillende soorten van baden, douches, bespuitingen en begietingen. Verder vinden, zoals boven vermeld, de peloïden toepassing. Alles naar de aard der natuurlijke middelen, en volgens de gewoonte ter plaatse. De algemeen fysisch-fysiologische werking dezer middelen hoort onder „Hydrologie” thuis, hier zal meer de specifiek balneologische werking onder de ogen gebracht worden. Het is te verwachten, dat deze werking afhangt van de aard der opgeloste zouten, hun concentratie en de temperatuur van het water, in het bijzonder natuurlijk bij de drink- en inhalatiekuur; van slechts enkele stoffen, vnl. gasvormige is bekend dat ze bij uitwendige toepassing geresorbeerd worden, vnl. koolzuur en zwavelwaterstof, H2S. Wel kunnen bepaalde opgeloste stoffen (koolzuur en zout bijv.) de fysische werking bij uitwendige toepassing versterken. Met dit alles nu rekening houdend, kan men toch geen bevredigende verklaring vinden voor het feit, dat bij tal van, vrijwel steeds chronische, ziektetoestanden een badkuur vaak zulke uitnemende resultaten geeft.

Met een mineraal water, thuis gebruikt, bereikt men vrijwel nooit de resultaten, aan de bron gezien. Ook wanneer men andere factoren in aanmerking neemt, blijft het nog de vraag of de heilzame werking daarmee voldoende is verklaard.

Indeling.

Men deelt de bronwateren, en de badplaatsen waar deze worden aangetroffen, meest in naar de aard der opgeloste bestanddelen. Dit gaat met enige moeilijkheden gepaard, aangezien de meeste minerale wateren verschillende bestanddelen bevatten en de groepering daardoor herhaaldelijk enigermate willekeurig wordt; bovendien zijn er heel wat badplaatsen met zeer veel bronnen; Harrogate in Engeland heeft er bijv. een tachtigtal, Budapest met omgeving telt er nog meer, en deze bronnen hebben vaak een verschillende samenstelling.

Men onderscheidt

a. Thermale baden

(Du.: Wildbader), welke door het geringe gehalte aan opgeloste stoffen chemisch indifferent genoemd kunnen worden, en zich vooral onderscheiden door hun temperatuur, welke in het algemeen wisselt tussen ongeveer 25 gr. tot 55 gr. C., hoewel in deze categorie ook temperaturen voorkomen van 16 gr. en 95 gr. C. (Hammam Meskoutin in Algiers). Juist in deze groep is de vaak zeer gunstige werking niet te verklaren door de opgeloste stoffen, slechts in geringe concentratie aanwezig; een tijdlang meende men haar te moeten toeschrijven aan radioactieve stoffen, bij bronnen van deze aard nogal eens aangetroffen (Bad Gastein bijv.), maar ook deze verklaring heeft geen stand gehouden. Voorbeelden: Wildbad (Wurtemberg); Ragatz Pfaffers (door Paracelsus uitvoerig beschreven); Bad Gastein; Leukerbad (Zw.) -— bekend om zijn geprolongeerde baden tot 6 uur toe, gedurende de kuur in go pet der gevallen aanleiding gevende tot een huideruptie, de zgn. poussée thermale, gewoonlijk na ongeveer 10 dagen, vooral toegepast bij chronische vormen van eczeem en bij psoriasis —; Aix-les-Bains, een der meest bekende badplaatsen (Aqua Gratianae der Romeinen), vermaard door de behandeling van rheumatische aandoeningen, door de daar tijdens de Napoleontische tijd uit Egypte overgebrachte douchemassage (gelijktijdige toepassing van douche en massage) en de stuifbaden, teweeggebracht door het van grote hoogte neervallende bronwater, Berthollet genaamd; Plombières in de Vogezen, bekend om de gelijktijdige toepassing van een soort clysmata, douches op de buikhuid en eventueel volledige baden, alles met het minerale water; Dax (Fr.) (modderbehandeling); Battaglia, waar de modder niet voorbereid behoeft te worden, aangezien het bronwater door de modder heen opstijgt; Monsummano met natuurlijke stuifbaden in rotsholen. In Japan en Nieuw-Zeeland vindt men hyperthermale baden, die uiteraard slechts gedurende enkele minuten gegeven kunnen worden.

In het algemeen worden deze baden bij rheumatische en jichtige aandoeningen voorgeschreven; vooral de subthermale baden van 28-35 gr. C. oefenen een sederende (kalmerende) werking uit bij nerveuze toestanden en neuralgische pijnen. Verschillende van deze baden hebben een goede reputatie t.a.v. vermindering der klachten bij organische afwijkingen van het centrale en perifere zenuwstelsel (Wildbad, Gastein).

b. Zoute baden

(Du.: Soolbdder). Als hoofdbestanddeel keukenzout van ongeveer 1 pet (Kreuznach) tot 26 pet (Rheinfelden, Zw.) en zelfs 30 pet, d.w.z. ongeveer 10 maal zo geconcentreerd als het zeewater, te Droitwich; niet met een gewicht bezwaard is het onmogelijk hier te verdrinken. Vaak gecombineerd met koolzuur (Nauheim), soms met kleine hoeveelheden bromiden en jodiden, een heel enkele maal met bariumchloride (Harrogate); ze komen zowel warm als koud voor. Soms, vooral

De warme-bronnenhal der Aquae Gratianae te Aix-les-Bains, een der modernste constructies van die aard bij de zwakker geconcentreerde bronnen, zoals in Kreuznach, bestaat de gewoonte het water in te dampen, het keukenzout vrijwel geheel uit te kristalliseren, zodat de overig aanwezige zouten geconcentreerd overblijven, en deze zgn. moederloog (Mutterlauge) aan het badwater toe te voegen. Dit geschiedt door het water over hoge bundels twijgen, zgn. „Gradirhauser”, te laten druppelen en vervolgens te laten verdampen. Patiënten bevinden zich in de buurt van deze inrichtingen en inhaleren de met verstuifd bronwater verzadigde lucht (vooral bij bronchitis en pharyngitis).

Evenals met de andere bronwateren zijn er met de zoute, zeer vele, vaak uiterst nauwkeurige proeven gedaan, zowel op fysiologisch gebied, als wat de therapeutische waarde betreft. Een onoverzienbare literatuur bestaat hierover. En, al houdt men rekening met de verwarrende invloed die uitgaat van de propaganda in het badplaatswezen, heel wat verschijnselen zijn toch experimenteel vastgelegd. Het merkwaardige is nu dat deze gegevens slechts voor een gedeelte de indicaties voor de verschillende badplaatsen bepalen, en dat deze vaak meer afhangen van de ervaringen, bij de patiënten verkregen, en van soms eeuwenlange gewoonten.

De zoute wateren bevorderen, naar men zegt, de beweeglijkheid en de secretie van maag en dunne darm, de urineafscheiding en de ontlasting; deze werkingen worden in het algemeen versterkt door aanwezigheid van koolzuur. Enkele voorbeelden: Droitwich (vnl. rheumatische aandoeningen); Nauheim (hart- en bloedsomloop; hier bevatten de wateren veel koolzuur; dit feit beheerst de werking); Kreuznach (vooral bronchitis en laryngitis); Homburg (allerlei aandoeningen, vooral jichtige afwijkingen); Kissingen; Wiesbaden; Rheinfelden; Baden-Baden, tamelijk radioactieve bronnen (jicht, nierstenen, dyspepsie); Montecatini, It. (leveraandoeningen, maagdarmstoornissen, stofwisselingsziekten); Bourbon 1’Archambault (rheuma), o.a. bezocht door Mme de Montespan, Talleyrand.

c. Alkalische wateren

Deze bevatten alle natriumbicarbonaat (NaHC03), hetgeen de alkalische reactie veroorzaakt; deze stof is labiel en geeft steeds aanleiding tot vorming van koolzuur (C03), zodat deze bronnen koolzuur bevatten. Zij zijn aangewezen bij dyspepsie (stoornis van de spijsvertering), bevorderen de urineafscheiding en verhogen de oplosbaarheid van de urine voor urinezuur, zijn daardoor ook aangewezen bij jicht en werken ook gunstig bij bepaalde leverafwijkingen. Voorbeelden: Vichy, warme bronnen; Vals (Fr.), koude bronnen en Neuenahr, vooral beroemd als badplaats voor diabetici; Borjom (in de Kaukasus, dicht bij Tiflis). Deze bronnen komen ook in gemengde vorm voor, o.a. als alkalische zoute wateren te Ems, bekend als werkzaam bij aandoeningen van de bovenste luchtwegen, Royat; Ghatel-Guyon (constipatie, dikke-darmcatarrhe (colitis membranacea)), als sulfaathoudende zoute wateren, meest in de vorm van natrium- en magnesiumsulfaat; bekende badplaatsen van deze soort zijn de drie Tsjechische: Karlovy Vary (Karlsbad), vooral leveraandoeningen; Marianské Lazne (Marienbad), vooral vetzucht; en FrantiSkovy Lazne (Franzensbad), bekend als de badplaats der vrouwen.

d. IJzerhoudende bronnen

bevatten het ijzer meest in de vorm van bicarbonaat (FeHCOa), soms ook als ferrosulfaat (FeSO,). Hoewel het ijzergehalte betrekkelijk laag is (van 0,01-0,1 per mille), staat de gunstige werking bij verschillende vormen van bleekzucht wel vast; men drinkt van dit water grote hoeveelheden en het ijzer wordt goed geresorbeerd (Lederle). Voorbeelden: Spa, met sterk koolzuurhoudende bronnen. Spa had in de 17de en 18de eeuw een dergelijke naam, dat sindsdien de Engelse soortnaam voor badplaats „spa” is. Behalve anaemie, worden hier, evenals bij de volgende badplaatsen, algemene zwaktetoestanden, menstruatiestoornissen, maag-darmafwijkingen behandeld. Voorts St Moritz, Langenschwalbach, Pyrmont.

In Nederland, in Haarlem, de Wilhelminabron met koud ijzer- en zouthoudend water (Hollandiawater), en vroeger in Zaandam de Elisabethbron, waarvan het water gebotteld werd uitgevoerd. Hoewel niet balneologisch van belang, is het toch vermeldenswaard, dat het ijzerhoudend water van de hoogovens onder de daar werkende arbeiders de naam heeft, werkzaam te zijn o.a. bij rheumatische aandoeningen; dit water bevat ook zwavel, en in Rusland, bijv. bij Dnjepropetrowsk, is de werking van zulk water clinisch bij rheumatische gewrichtsaandoeningen nagegaan; er zouden bevredigende resultaten zijn bereikt. Sommige ijzerhoudende mineraalwateren bevatten ook arsenicum. Een nagenoeg zuiver arsenicumwater heeft Val Sinestra (Zw.), gemengde bronwateren vindt men in La Bourboule, Le Mont Dore (laryngitis, = stembandontsteking door te veel spreken, bij geestelijken bijv.!), Levico en Roncegno in Tirol (ook huidaandoeningen).

e. Zwavelwaterstof en sulfaathoudende bronnen

het sulfide meest in de vorm van natriumsulfide (Na3S). Empirisch is bekend dat deze een gunstige invloed hebben op rheumatische aandoeningen, zowel van spieren en bindweefsel als van de gewrichten. Verder kent men er invloed aan toe, o.a. op galblaasaandoeningen, al of niet gepaard met galstenen, bij syphilis (vroeger van meer betekenis dan tegenwoordig), en bij verschillende chronische huidaandoeningen, ook ontstekingsachtige. Voorbeelden: Bagnères de Luchon (rheuma, syphilis, huidaandoeningen), Cauterets Eaux-Chaudes (huidaandoeningen), St Sauveur (vrouwenziekten), deze laatste drie in de Pyreneeën gelegen, evenals Barèges (slecht genezende wonden). Voorts Uriage (jicht) bij Grenoble. Aix-les-Bains wordt hier soms bij ingedeeld, omdat het water hier sporen zwavel bevat.

Baden in Zwitserland, Harrogate, Aken (syphilis- en rheumabadplaats), Acqui (N.-It.), vooral bekend door de fango, een vulkanische moddersoort. Helouan in Egypte, Matsesta en Talqui in de Kaukasus (sterk geconcentreerd!), Pistany of Pielt’anv (Tsjechosl.), modderbad!

f Sulfaathoudende bronnen

meest in de vorm van natrium- en magnesiumsulfaat, vooral bekend om hun laxerende werking en hun invloed op de galuitdrijving. Sommige van deze bronnen zijn zo sterk geconcentreerd, dat het water alleen uitwendig toepassing vindt; andere dienen alleen voor de fabricage van mineraalwater ter verzending. Bekend zijn de Hongaarse en Engelse bitterwaters (magnesiumsulfaat wordt in Engeland „Epsomsalt” genoemd); de sterkste sulfaathoudende bronnen vindt men in Spanje (Cabana, Villacabras). Reeds genoemd zijn de alkalische sulfaathoudende wateren; als badplaatsen met zoute alkalische bronnen zijn o.a. bekend: Brides, Salins (vetzucht) en Leamington.

g. Kalkhoudende bronen

Deze bevatten in hoofdzaak calciumsulfaat (CaS04), calciumbicarbonaat (CaHC03) en magnesiumbicarbonaat (MgHCOj). Men schrijft er een sterk urinedrijvende (diuretische) invloed aan toe. Voorbeelden: Wildungen, aangeprezen vooral bij chronische ontstekingen van de pisbuis (urethritis) en chronische gonorrhoe, Contrexéville (nachtwateren); Vittel (jicht), deze beide plaatsen in de Vogezen; Lucca, beroemd door Heine, Byron en Shelley.

In vele bronwateren bevinden zich nog sporen van andere bestanddelen, als jodium, broom, lithium (o.a. in Royat), mangaan, silicium. In Azerbeidsjan, het Z.O gedeelte van de Kaukasus, bevinden zich baden uit een soort aardolie bestaande, die geen water bevatten, naphthabronnen genoemd, o.a. toegepast bij rheumatische aandoeningen. Op vele badplaatsen neemt de behandeling met peloïden in de vorm van modder of verwerkt veen een belangrijke plaats in, o.a. in Acqui, Battaglio, Pistany. Bij de toebereiding van de modder wordt dan gebruik gemaakt van het aanwezige bronwater; op sommige plaatsen, bijv. in Pistany, is dit niet nodig, aangezien de modder daar, voor gebruik gereed, in natuurlijke staat aanwezig is (g peloïden).

Het probleem van de herkomst der minerale wateren en der moddersoorten is geologisch van aard (z geologie). In het algemeen wordt aangenomen, dat er twee soorten water zijn, het eerste oppervlakkig, van neerslag afkomstig, in onderaardse kanalen opgevangen, van daar weer omhooggestuwd, variabel van samenstelling, soms sterk geconcentreerd, wisselend van temperatuur; het tweede van vulkanische oorsprong, gemeenlijk van hoge temperatuur, constant van samenstelling, weinig geconcentreerd, vaak radioactief.

Honderden badplaatsen bevinden zich over Europa verspreid, zeer talrijk zijn zij ook in de andere werelddelen. Alleen in Rusland zijn er, volgens een opgave van het Centraal Hydrologisch Instituut te Moskou van 1934, meer dan 2500 plaatsen met minerale geneesmiddelen. Plaatselijke gewoonte, de te behandelen ziekte en de weerstand van den patiënt, bepalen de temperatuur, concentratie, tijdsduur, hoeveelheid en afstand der baden en dronken, die te zamen de badkuur vormen. Vaak ziet men gedurende een kuur de zgn. badreactie ontstaan, gewoonlijk na ruim een week, in de vorm van algemene malaise, toeneming der klachten, soms het terugkeren van vroegere verschijnselen. Deze klachten gaan voorbij en hebben op het resultaat van de kuur gewoonlijk geen ongunstige invloed. Iedere badplaats kent bepaalde gewoonten; zo zijn vele Duitse badplaatsen gekenmerkt door de dronk aan de bron, nuchter, vaak ’s morgens vroeg om 5 of 6 uur.

Na een inspannende badkuur is een nakuur in een uit klimatologisch oogpunt gunstig gelegen plaats, vaak zeer aan te bevelen, opdat het werk in gunstige condities wordt hervat. DR G. VAN DAM

Lit.: H. Weber en F. Parkes Weber, Climatotherapy and Balneotherapy (1907); J. Glax, Lehrbuch der Balneotherapie (2 dln 1897); F. Fortescue Fox, The principles and practice of medical hydrology (1913); M. G.

Foster, Bath and Medicinal Waters (1933); Strasser, Kisch en Sommer, Handb. d. klin. Hydro-, Balneo- und Klimatotherapie.

< >