of bacchanalen waren in de Oudheid feesten ter ere van Dionysos* (Bacchus*) in Griekenland en Italië. Bij deze uitbundig vrolijke feesten vervulden de vrouwen, die dan thyrsosstaven met wijnranken omwonden droegen, een belangrijke rol.
In het begin van de 2de eeuw v. Chr. waren de Bacchanaliën uit Etrurië en Campanië ook te Rome binnengedrongen. Deze Italische Bacchanaliën, die een sterke Oosterse inslag hadden, vonden vooral aanhang bij de lagere standen, bij slaven en vreemdelingen te Rome, en gingen gepaard met allerlei uitspattingen. In 186 v. Chr. werden ze door de senaat verboden (Livius 39, 8-19). Het besluit (Senatusccnsultum de Bacchanalibus) is in een inscriptie bewaard gebleven.Het woord bacchanaal wordt ook thans nog voor luidruchtig drinkgelag gebruikt.
Lit.: T. Frank, The Bacchanalian Cult of 186 B.C. (Classical Quarterly 21 (1927) 128-132); H. Bolkestein, De houding van den Romeinschen staat tegenover nieuwe en uitheemsche godsdiensten in den tijd der Republiek (Meded. der Nederl. Akad. v. Wetensch., Nieuwe Reeks, dl IV, no. 2 (1941)).
Als voorstellings-thema komt het bacchanaal in de antieke kunst voor, doch bloeit vooral op in die van de Renaissance, welke antieke onderdelen in geheel nieuwe composities zoekt te verwerken. Al vroeg wordt het motief verbonden met de triomf van Bacchus en Ariadne. Voorbeelden: Mantegna’s gravure, schilderijen van Giulio Romano en Annibale Carracci, die Mantegna’s gegeven met drinkende en dansende groepen uitbreidden, Albrecht Dürer, Hopfer en Holbein de Jongere, die Mantegna’s werk tot model kozen. Niet zelden zetelt Bacchus op een vat en houdt hij de wijnbeker in de hooggeheven hand (Triomf der Dronkenschap). Op het eind der 16de eeuw komt Ceres er bij als beeld van de vruchtbaarheid des lands; in de 17de eeuw krijgt zij een gevolg van vrouwelijke Bacchanten en Maenaden, terwijl Bacchus de thyrsusstaf in de hand gegeven wordt. Zo kon Rubens het Bacchanaal tot een lustig, erotisch getint drinkgelag omvormen, nagevolgd door Antoon van Dijck, van Baaien, Carel van Everdingen, Jan van der Goten.
In zekere zin is Jordaens’ „Allegorie der Vruchtbaarheid” tot het Bacchanaal-thema terug te voeren. Rubens' leerling, de beeldhouwer Lucas Faid’herbe, bewerkte in hoog-reliëf een ivoren beker met de uitbeelding van een Bacchanaal in ’s meesters trant; dit vond gedurende de 17de en 18de eeuw op zilveren en aarden drinkbekers in Duitsland en de Nederlanden gretig navolging. In de periode van het Rococo wordt het motief minder zwoel, meer speels, vooral in Frankrijk en Zuid-Duitsland; ook onze Gerard de Lairesse slaat in zijn prent een lichtere toets aan.
Een meer liefelijke paraphrase, in de Nederlandse en Duitse grafiek en nijverheidskunst der 17de en 18de eeuw veelvuldig voorkomend, is het Kinder-Bacchanaal. Niet geheel vreemd aan Jordaens’ „Bacchus bij de boeren” is de benaming Boeren-Bacchanaal voor het bij onze meesters zo geliefde boeren-drinkgelag in of voor een herberg, een thema, dat eigenlijk reeds in volle groei bij Pieter Bruegel den Oude aanwezig is.