in de oude Babylonische inscripties Asjratoe of Asjirat, was de naam van de grote godin der oude Amorieten, dus identiek met (of verwant aan) Astarte, de godin van liefde, vruchtbaarheid en plantengroei. Als de gemalin van den god Amoerroe (den stamgod der Amorieten), die als de heer der bergen en rotsen vereerd werd en wiens symbool de opgerichte steen was, werd zij vereerd als gebiedster van de steppe en de bossen.
Haar zinnebeeld was de boomstam of bij gebrek aan bomen de (met kleren en doeken behangen) paal. Vandaar dat ook dit cultische voorwerp der oude bewoners van Kanaän Asjéra genoemd werd (door de Statenvertalers vertaald door „bos”, bijv. Exod. 34 : 13, Deut. 7 : 5, juister ware „paal”). In Phoenicische opschriften betekent hetzelfde woord het heiligdom of de plaats van eredienst in het algemeen. De wederzijdse verhouding der beide godinnen Asjéra en Astarte is nog niet in alle bijzonderheden duidelijk. Volgens St.
A. Cook moeten de figuurtjes en plaquetten der naakte moeder-godin, die overal in de oudere lagen bij de opgravingen zijn gevonden, deze godin verbeelden. PROF. DR F. M. TH. BÖHL
Lit.: St. A. Cook, The Religion of Ancient Palestine in the Light of Archeology (London 1930), blz. 123 v.v.; W. F. Albright, Archaeology and the Religion of Israël (Baltimore 1942), blz. 77 v.