(± 354 v. Chr. - ± 300), Grieks wijsgeer uit de peripatetische School (leerlingen van Aristoteles) en een der belangrijkste muziektheoretici der Oudheid.
Het heet dat hij 452 geschriften vervaardigd heeft; bewaard gebleven zijn echter slechts drie boeken over de elementen der harmonie, en fragmenten van een werk over de elementen van het rhythme. Evenals Pythagoras, uitgaande van het ontstaan en de voortbrenging van de klank, komt Aristoxenos in de ontwikkeling van zijn theorie tot een criterium, dat tegenover dat van zijn groten voorganger staat: wordt de welluidendheid van de klank voor Pythagoras en zijn canonistische school uitsluitend bepaald door de mathematische getallenverhoudingen der tonen, zo aanvaarden Aristoxenos en zijn harmonische school het effect van de klank op het oor van den hoorder als decisief. (Zo komt Pythagoras d.m.v. wiskundige berekening tot een dissonerende terts, terwijl Aristoxenos, afgaande op hetgeen men bij het luisteren ondervindt, dit interval consonant verklaart.) De subjectieve fantasie bij het luisteren en scheppen speelt derhalve bij Aristoxenos een veel belangrijker rol dan tot dusverre het geval was geweest; op grond daarvan kan men hem beschouwen als een der pioniers van de muzikale aesthetica.Lit.: De twee belangrijkste uitgaven van Aristoxenos’ geschriften zijn verzorgd door P. Marquard (1868) en Rud. Westphal in samenwerking met Fr. Saran (1883, 1893). Voorts: L. Laloy, Aristoxène de Tarente (1904) en Aristoxène de Tarente et la musique de l’antiquité (1924).