graaf van (Ierland ca 1646 - St Germain-en-Laye 21 Apr. 1720), behoorde tot een jongere tak van het bekende Ierse geslacht der Hamiltons. Na de onthoofding van Karel I (1649) ging hij met zijn ouders naar Frankrijk, keerde na de Restauratie (1660) naar Engeland terug.
Onder Jacobus II voerde hij bevel over een afdeling infanterie in Ierland; toen Jacobus naar Frankrijk moest uitwijken, volgde hij hem naar St Germainen-Laye. Hij is vooral bekend gebleven door zijn Mémoires du Comte de Grammont (1713), belangrijk voor de kennis van de zeden van die tijd, bijv. voor de groter wordende invloed van de vrouw en van de salons. Hij schreef ook bekoorlijke sprookjes.Bibl.: Mémoires du Comte de Grammont (1713), uitg. o.a. ook in de Nouv. Bibl. class. (1876-1893), in de Bibl. de Campagne (Genève 1749); uitg. door Sainte Beuve (1866), mod. ui tg. van René de Planhol, met notice (Paris 1926). De Contes zijn o.a. uitgeg. in de coll. Cabinet des fées (1785-1789), ook 1815 (3 dln); verderinde coll. Petits Chefs-d’oeuvre (1873-1874), daarin 4 ditjes; enkele zijn gepubl. in de bundel Contes de fées par Perrault, Mme d’Aulnoy, Hamilton.... (herdr.; Paris 1931); Histoire de Fleur d’épine, apart ui tg. bij de Presses Univ. (Paris 1930).
Lit.: W. Kissenberth, Antoine d’H. Sein Leben und seine Werke (Berlin 1907); R. Clark, Anthony H. His life, works and family (London 1921); E. Henriot, Les livres du second rayon. Irréguliers et libertins (1925; bevat een art. over H.).