Frans dichter en geestelijke (Dreux 1605 Vence 21 Apr. 1672), was verwant aan Conrart, die een rol speelde bij de oprichting van de Académie française en bewoog zich in de kring van de Précieux en Précieuses en het Hôtel de Rambouillet. Om zijn kleine gestalte heette hij daar „le nain (de dwerg) de la princesse Julie”.
Zijn verzen gaan zelden boven de goede middelmaat uit. Verder schreef hij nog een verhandeling over de Christelijke moraal en berijmde psalmen. In 1635 werd hij geestelijke en in 1636 benoemde Richelieu hem tot bisschop van Grasse. Hij herstelde de kerkelijke discipline in zijn bisdom en riep verscheidene keren een synode bijeen.Bibl. : Œuvres chrétiennes (1633) ; vie de St Paul (1647) ; Vie de St Augustin (1652); Histoire de l’Eglise (1653-1678, 5 dln) ; La morale chrétienne; Saint Paul, poème chrétien (1654; in de Préface zet de schrÿver zijn opvattingen uiteen) ; Psaumes (1648) ; Œuvres poétiques (1660-1663, 3 dln) ; Discours sur Malherbe (in: Œuvres de Malherbe, éd. Lalanne, 1862 dl I). Enkele gedichten vindt men in Paul Olivier, Cent Poètes lyriques, précieux ou burlesques du XVIIIe siècle (1898).
Lit.: O. Cognet, G., évêque de Vence et de Grasse (1900) ; G. Doublet, Le Keepsake d’A. G., évêque de Vence (Nice, 1905); Idem, G., évêque de G. et de V.
I, 1605-1636 (1911).