zijn jaarboeken. De naam is ontleend aan de Lat. annales maximi of armales pontificum (de grote of priester-jaarboeken): aan het begin van ieder jaar stelde de opperpriester een wit bord op, waarop hij de namen der magistraten van dat jaar schreef en daaraan van dag tot dag toevoegde „al het vermeldenswaardige in en buiten Rome, te land en ter zee”, bijv. zons- of maansverduisteringen en andere prodigia, duurte van koren, oorlogen, triumphen.
Deze jaarboeken zijn omstreeks 120 v. Chr. door den Pontifex Publius Mucius Scaevola in 80 boeken uitgegeven: de annalisten hebben ze als bron gebruikt. Livius en ook Tacitus hebben de behandeling der stof per jaar grotendeels bewaard.