zijn stoffen, die bij uitwendige toepassing een samentrekkende werking op huid en slijmvliezen uitoefenen of waaruit na inwendig gebruik een stof met deze werking vrijkomt. Hun effect berust op een neerslaan (coaguleren) van de eiwitbestanddelen van cellen en weefsel vocht (looien).
Dit proces moet totde oppervlakkige lagen beperkt blijven; dringt het middel dieper door en ontvouwt het ook daar zijn werking, dan spreekt men van etsen.Wondoppervlakken of slijmvliezen, waarop de adstringentia gebracht worden, schrompelen en worden bovendien bleek door samentrekking en dichtdrukken van de bloedvaten. Het is dan ook mogelijk met adstringentia geringe bloedingen te stelpen en de vochtafscheiding uit wonden en bij ontstekingen te verminderen. Door aantasten van de kliercellen wordt de normale afscheiding eveneens geremd. Vandaar hun toepassing bij catarrhale ontstekingen. Het eiwitneerslag vormt op wonden een beschuttend laagje tegen uitwendige prikkels, wat het zwakke plaatselijk gevoelloosmakend effect der adstringentia verklaart, en het maakt tevens de voorwaarden voor de groei van bacteriën ongunstig.
Algemeen bekend is de adstringerende werking van looizuur (tannine), waarmede brandwonden wel behandeld worden, het afkooksel van bosbessen, de tinctuur van ratanhiawortel als mondspoeling bij ontstekingen of licht bloedend tandvlees. Verder worden uitwendig zouten van zware metalen gebruikt (bijv. als Burow-oplossing, Goulard-water, enz.). Voor inwendig gebruik, bijv. bij diarrhee, blaasontsteking, e.d. komen weer andere adstringerende geneesmiddelen in aanmerking.