Noors dichter (Vinje, Telemarken, 6 Apr. 1818 - Gran, Hadeland, 30 Juli 1870), als boerenknaap grootgebracht, bezocht het seminarium te Christiania en werd leraar te Mandai. Hier begon hij door politieke werkzaamheid bekend te worden.
In 1848 ging hij weer naar Christiania, om zich voor de universiteit voor te bereiden. Hier studeerde hij samen met Ibsen en Botten Hansen, met wie hij het literaire weekblad Andhrimner uitgaf. Toen hij in 1856 zijn juridische studiën voltooid had begon hij het weekblad Delen uit te geven, geschreven in het dialect van Telemarken. Vinje is een ijverig propagandist voor het landsmaal geweest. Behalve causerieën over alle mogelijke (literaire en politieke) onderwerpen, publiceerde hij in Delen ook zijn gedicht Storegut. Zijn in 1863 uitgekomen Diktsamling toont zijn diep nationaal gevoel en zijn speelse humor. Ook in zijn overige werken (o.a. Blandkom, 1867) toont hij zich als een zeer origineel schrijver, wiens innerlijke tweespalt tussen sentimentaliteit en ironie aan zijn gedichten een geheel eigen stempel geeft, waardoor hij in de Noorse literatuur een aparte plaats inneemt.Bibl. : V.’s belangrijkste werk is Skrifter i utval, 6 dln (Christiania 1881-1890); Skrifter i Samling, uitg. d. O. Midttun, 5 dln(Oslo 1916-’21).
Lit.: I. Gröndahl en O. Rakner, Chapters on Norw. Lit. (1923).