Zedlitz (Joseph Christian, vrijheer von), een Duitsch dichter, geboren den 28sten Februarij 1790 te Johannisberg in Oostenrijksch Silezië, bezocht het gymnasium te Breslau, trad in 1806 in dienst van een Oostenrijksch regiment hussaren, nam als luitenant-kolonel en ordonnansofficier van den prins von Ho henzollern deel aan den veldtogt van 1809, bepaaldelijk aan de veldslagen van Regensburg, Aspern en Wagram en aan het gevecht bij Hausen en vroeg daarna op verlangen van zijne familie zijn ontslag om zich met het beheer zijner goederen in Hongarije te belasten. In 1837 zag hij zich benoemd tot buitengewoon ambtenaar bij het ministérie van Buitenlandsche Zaken en werd vervolgens gevolmagtigde van onderscheidene kleine Duitsche Staten bij het Oostenrijksche Hof. Hij besteedde zijne vrije uren aan de beoefening der dichtkunst en overleed te Weenen den 16den Maart 1862. Onder zijne „Dramatische Werken 1830—1836 en 1860, 4 dln)” vonden de treurspelen, „Zwei Nächten in Valladolid (1825)”, — „Der Stern von Sevilla (1830)”, — en het tooneelspel: „Kerker und Krone (1834)” grooten bijval.
Nog meer roem echter verwierf hij als lyrisch en episch dichter door zijne: „Gedichten 1832; 5de druk, 1855)”, vooral door zijne „Todtenkränze” en „Ein Mausoleum groszer Todten”, en vooral door zijne ballade „Die Nächtliche Herschau”. Van zijne dichterlijke verhalen noemen wij: „Waldfraulein (1843; 4de druk, 1856)”, — „Altnordischen Bilder (1850)”, —en „Soldatenbüchlein (1848; 3de druk, 1852)”. Daarenboven heeft hij eene voortreffelijke vertaling van den „Childe Harold (1836)” van Byron en een groot aantal vlugschriften en dagbladartikelen geleverd.