Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Zarncke

betekenis & definitie

Zarncke (Friedrich), een uitstekend beoefenaar der Germaan sche talen en geboren den 7den Julij 1825 te Zahrenstorf bij Brüel in Mecklenburg-Schwerin, wijdde zich sedert 1844 te Rostock, Leipzig en Berlijn aan de studie der letteren en begaf zich in 1848 naar Baumgartenbrück bij Potsdam, waar hij de beroemde bibliotheek van Meusebach in orde bragt en tevens zorgde, dat deze verkocht werd aan de Koninglijke boekerij te Berlijn. In 1850 vertrok hij naar Leipzig en stichtte er het: „Litterarische Centralblatt für Deutschland”. Daarna vestigde hij zich in 1852 als privaatdocent aan de universiteit te Leipzig en zag er zich in 1858 benoemd tot gewoon hoogleeraar in de Duitsche taal en letterkunde.

Van zijne geschriften vermelden wij: eene verhandeling over den „Dietschen Catoen (1852)”, — eene voortreffelijke uitgave van het „Narrenschiff (1854)” van Brant, — „Zur Nibelungenfrage (1854)”, gevolgd door eene uitgave van dat gedicht (1860; 7de druk, 1876), — „Beiträge zur Erläuterung einer Geschichte der Nibelungenlieds (1857)”, — en talrijke verhandelingen in de „Sitzungsberichten der Sächsischen Geselschaft der Wissenschaften”. Voorts leverde hij: „Die urkundlichen Quellen zur geschichte der Universität Leipzig (1857)”, — „Die deutschen Universitäten im Mittelalter (1857)”, — „Die Statutenbücher der Universität Leipzig (1861)”, — en „Der Graaltempel (1876)”.

< >