James Wolfe, een Engelsch generaal, geboren den 15den Januarij 1726 te Westerham in Kent, onderscheidde zich gedurende de veldtogten in de Nederlanden tegen de Franschen en klom op tot den rang van brigade-generaal. Toen na den Vrede van Aken (1748) een tijd van rust aanbrak, besteedde hij dien aan zijne wetenschappelijke vorming.
In 1758 zag hij zich bevorderd tot generaal-majoor en werd naar de Noord-Amerikaansche koloniën gezonden, waar hij in Julij van dat jaar niet weinig bijdroeg tot de verovering der Fransche vesting Louisbourg en van Cape Breton. In Junij 1759 voer hij met eene aanzienlijke vloot en 8000 man de St. Laurensrivier op, deed bij herhaling, maar met groot verlies een aanval op Quebec van de oostzijde, landde daarop den 13den September onverwacht aan de westzijde dier stad en noodzaakte den markies Montcalm, die haar verdedigde, door een veldslag over haar lot te beslissen. Wolfe behaalde de overwinning, maar sneuvelde, door drie kogels getroffen. Eenige dagen daarna viel Quebec en eerlang geheel Canada in handen der Engelschen. Het stoffelijk overschot van Wolfe werd in de Westminster-abdij bijgezet.