Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Wichers

betekenis & definitie

Wichers is de naam van een aanzienlijk geslacht, in de Nederlandsche provincie Groningen gevestigd. Johan Wichers, wiens ouders zich aan de vervolgingen van den Bloedraad hadden onttrokken door uit Antwerpen naar Groningen te verhuizen, werd geboren in 1616, studeerde in laatstgenoemde stad, bezocht eenige hoogescholen in Italië en Frankrijk en verkreeg in 1643 te Orleans den graad van doctor in de regten. Na zijn terugkeer werd hij burgemeester van Groningen, huwde met Clara Gockinga, eene kleindochter van den vermaarden Scato Gockinga, en overleed den 16den November 1667. — Ook Wicher Wichers (geboren in 1651 en overleden in 1715) en Arend Ludolf Wichers (geboren in 1709 en overleden in 1759) waren burgemeesters van Groningen. — Jan Gerard Wichers (geboren den 15den Julij 1745 en overleden den 3den October 1808) was gouverneur-generaal van Suriname en lid der Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde. — Hendrik Ludolf Wichers, geboren te Groningen den 10den Februarij 1747, studeerde en promoveerde aldaar in de regten, vestigde er zich als advocaat en schreef: „Lex hominum communis secundum mentem Hugonis Grotii proposita et explicata (1777)”. Hij was er voorts in aanzienlijke betrekkingen werkzaam, waaruit hij echter in 1795 ontslagen werd.

In 1802 betrad hij op nieuw de staatkundige loopbaan, werd lid van den Raad van State, in 1805 lid van den Raad van Financiën in de provincie Groningen en kort daarop lid van het collegie van thesaurier-generaal en raden van Financiën te ’s Gravenhage. In 1807 werd hij landdrost der provincie Groningen en onder de Fransche heerschappij prefect van het departement WesterEems. In 1815 vertrok hij weder naar ’s Gravenhage om er de betrekking te aanvaarden van directeur-generaal der belastingen. In 1818 werd hij lid van den Raad van State en keerde in 1820 naar zijne geboorteplaats terug, waar hij den 15den Mei 1840 overleed. Hij was ridder der Orde van de Unie, van het Legioen van Eer en kommandeur van die van den Nederlandschen Leeuw, — Napoleon had hem tot rijksbaron verheven en Willem I in den Nederlandschen adelstand opgenomen. Voorts was hij curator der Groninger hoogeschool en gedurende vele jaren directeur van de Maatschappij van Wetenschappen te Haarlem. Hij schreef o. a. eene „Verhandeling over de oude Groninger munten, voornamelijk die in het stadsboek voorkomen”, en eene merkwaardige „Verklaring van het tractaat van Reductie (1797, 2 stukken)”.

< >