Wiborg, eene provincie (län) in het grootvorstendom Finland, omvat de Finsche gewesten, die bij de vredesverdragen van Nystad (1721) en Abo (1743) door Zweden zijn afgestaan, benevens het zuidelijk gedeelte van Finsch Karolië, grenst aan de Finsche Golf en aan het Meer van Ladoga, en telt op 782 geogr. mijl bijna 300000 inwoners, van welke 38% tot het Luthersche Kerkgenootschap behooren. Het land is meerendeels bergachtig en voorzien van vele meren en moerassen. De merkwaardigste rivieren zijn er de Woxen en de Kymmene.
De ingezetenen zijn Karelische Finnen, vermengd met Zweden, Duitschers en Russen; zij houden zich vooral bezig met landbouw, veeteelt, boschcultuur, visscherij en zeehandel. — De evenzoo genoemde hoofdstad, in het Finsch Wiipuri, verheft zich aan de baai Trangösund van de Finsche Golf. Zij werd in 1293 gesticht, is de zetel van den gouverneur van Wiborg, alsmede van een Luthersch consistorie en van een Hof van appél voor de drie provinciën Kuopio, St. Michel en Wiborg. Zij heeft 4 kerken, een oud Gothisch kasteel, een gymnasium, verschillende andere scholen, eene haven, een aanzienlijken houthandel, eene stearinefabriek en ruim 13000 inwoners. Bij Wiborg eindigt het scheepvaartkanaal, dat het Meer Saima met de Finsche Golf verbindt. De omstreken der stad zijn schilderachtig. Een kwartier uur gaans van haar verwijderd verheft zich het fraaije buitenverblijf van den baron Nicolai met een prachtig park. Van 1322 tot 1706 is de stad tot zesmaal toe vruchteloos door de Russen belegerd, maar den 12den Junij 1710 moest zij zich bij verdrag overgeven aan den Russischen admiraal graaf Apraxin, die haar sedert den 21sten Maart van dat jaar met eene groote overmagt had ingesloten.