Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Wailand

betekenis & definitie

Wailand (Petrus), een verdienstelijk Nederlandsch taalkundige, geboren te Amsterdam den 5den November 1754, studeerde te Leiden en werd achtervolgens Remonstrantsch predikant te Woerden, Utrecht en Rotterdam, ontving in 1828 het emeritaat en overleed in laatstgenoemde stad op den 26sten Januarij 1842. Hij leverde eene verhandeling over het Protestantsch beginsel van zelfstandig onderzoek in de werken van Teijlers genootschap, — voorts „Leerredenen naar de behoeften van onzen tijd (1794)”, — en een „Nederduitsch taalkundig woordenboek (1799—1812, 11 dln, later herdrukt en ook ingekort tot 5 dln in 1805)”. Toen in den aanvang dezer eeuw de regéring zich bemoeide met de Nederlandsche taal, ontving hij met Siegenbeek den last tot verbetering en regeling der spelling en schreef: „Nederduitsche spraakkunst (1805 en later)”, — „Handwoordenboek voor de spelling der Hollandsche taal”, — „Kunstwoordenboek of verklaring van vreemde woorden en spreekwijzen uit verschillende talen ontleend (1824)”, — „Woordenboek der Nederduitsche synonimen (1825, 3 dln, met Landré)”, — „Handwoordenboek der Nederduitsche en Fransche talen (1828, 2 dln, met Agron)", — en „Beginselen der Nederduitsche spraakkunst (met van Bemmelen)”.

< >