Verdun sur Meuse, eene arrondissementshoofdstad en vesting in het Fransche departement de la Meuse, ligt aan de Maas en aan den oosterspoorweg, is de zetel van een bisschop, heeft eenige regtbanken, eene hoofdkerk, eene Protestantsche kerk, een godgeleerd seminarium, een gemeentelijk collége, eene openbare boekerij, een muséum, 3 hospitalen, onderscheidene fabrieken en omstreeks 11000 inwoners. In hare nabijheid heeft men goed marmer. — Deze stad heette in ouden tijd Verunum en behoorde tot het gebied der Treviren. Onder de heerschappij der Franken maakte zij een deel uit van Austrasië. Den 11den Augustus 843 werd hier het vermaarde Verdrag van Verdun gesloten tusschen keizer Lotharius en zijne broeders Lodewijk de Duitscher en Karel de Kale, waardoor zij het Frankische rijk onderling verdeelden.
Met Lotharingen verviel Verdun in 870 aan Oost-Franken. Godfried van Bouillon schonk het aan zijn broeder Balduïnus, die het verkocht aan de bisschoppen van Verdun. Deze stad, tot de Duitsche Rijkssteden behoorende, voerde ter verdediging harer zelfstandigheid vele oorlogen tegen den bisschop en riep in 1552 Hendrik II tegen hem te hulp, zoodat zij door Frankrijk in bezit genomen en bij den Vrede van Munster aan Frankrijk afgestaan werd. Vauban versterkte de stad nog meer. Op den 4den September 1792 opende de Koningsgezinde partij de poort voor de Pruissen, weshalve de kommandant zich doodschoot.
Toch hielden de Pruissen haar slechts 43 dagen in bezit, en de Republikeinen wreekten zich verschrikkelijk op de ingezetenen. Later kwamen hare vestingwerken in verval. Niettemin bood zij in 1870 geruimen tijd tegenstand. Op den 25sten September werd zij omsingeld, den 14den en 15den October gebombardeerd, en eerst den 8sten November gaf zij bij verdrag zich over met 4000 man en 136 stukken geschut.