Vambéry (Hermann), een vermaard Hongaarsch reiziger en beoefenaar der Oostersche letterkunde, werd geboren te Serdahely op het eiland Schütt, genoot het onderwijs der Piaristen te St. George bij Presburg, ontwikkelde zich voorts nagenoeg zonder leermeesters en verwierf eene grondige kennis van schier alle levende talen. Op 22-jarigen leeftijd begaf hij zich naar Constantinopel, waar hij als Ieeraar bij eene aanzienlijke Turksche familie gelegenheid vond, zich voor te bereiden op zijne togten door Armenië en Perzië, naar Bokhara, Samarkand en de landen aan de Oxus. Als een gewaande aanhanger van den Islam en als Derwisj vermomd, trok hij door de gewesten der Toerkmenen, waar vóór hem geen Christen kon doordringen, en verrijkte daardoor de aardrijks-, volkeren- en taalkunde. hij schreef: „Deutsch-türkisches Wörterbuch (1858)”, — „Abuschka, dschagataisches Wörterbuch, aus orientalischen Handschriften edirt und übersetzt (1861)”, — „Reise in Mittelasien (1865)”, — „Dschagataische Sprachstudien (1867)”, — „Wanderungen und Erlebnisse in Persien (1867)”, — „Skizzen aus Mittelasien (1868)”, — „Uigurische Sprachmonumente (1870)”, — „Geschichte Bochara’s (1872, 2 dln)”, — „Der Islam im 19 Jahrhundert (1875)”, — „Sittenbilder aus dem Morgenland (1876)”, — en „Etymologisches Wörterbuch der turko-tatarischen Sprachen (1877)”.
Ook leverde hij geschriften van staatkundigen inhoud, zooals: „Ruslands Machtstellung in Asien (1871)”, — en „Centralasien und die englisch-russische Grenzfrage (1873)”. Thans bekleedt Vambéry de betrekking van hoogleeraar in de Oostersche talen aan de universiteit te Budapesth.