Uranium, een scheikundig element met het teeken U, vertoont zich, met zuurstof verbonden, als uraniumpekerts (oxyduloxyde), uraniumoker (hydroxyde), uraniumkalkcarbonaat, uraniumvitriool en phosphorzuurdubbelzout (koper- en kalk-uraniumglimmer). Wordt uranium uit uraniumchloride afgescheiden, dan is het ijzerkleurig en smeedbaar, heeft een soortelijk gewigt van 18,4, als verbindingsgewigt 120, loopt in de opene lucht geel aan, maar blijft voor 't overige onveranderd, verbrandt bij verwarming in de lucht tot uraniumoxyduloxyde en geeft met verdund zwavelzuur en zoutzuur groene oplossingen. Het is vierwaardig en vormt met zuurstof een oxydule (UO), een oxyde (U203) en een oxyduloxyde (U304). Het werd in 1789 door Klaproth ontdekt.
Uraniumoxydule is bruin of bruinachtig zwart, slorpt zuurstof gretig op en verandert bij verwarming in groen oxyduloxyde. Het roodachtig bruin hydroxydule, uit uraniumchlorure neêrgeslagen, oxydeert zeer ligt. Zijne zouten zijn groen en oxydéren nog gemakkelijker dan ijzeroxydulezouten. Zwavelzuur uraniumoxydule (US04) vindt men in de natuur, ontstaat bij het oplossen van uranium in heet geconcentreerd zwavelzuur, vormt groene prisma’s met 4 (2) moleculen kristalwater, is bestand tegen de lucht, levert bij verwarming geel oxydezout, ten laatste oxyduloxyde, lost gemakkelijk op in verdund zwavelzuur en zoutzuur en wordt door water ontleed in een oplosbaar zuur en een onoplosbaar basisch zout. Uraniumoxyduloxyde vindt men in de natuur als uraniumpekerts, ontstaat bij het gloeijen van uraniumoxyde of uranium, uraniumoxydule, salpeterzuur of zuringzuur uranium in de lucht, vormt een donkergroen poeder en dient tot bereiding van eene zwarte porseleinverf. Uraniumoxyde, door verwarming van salpeterzuur uraniumoxyde verkregen, vormt een rood poeder, geeft bij verwarming oxyduloxyde, kleurt glas groenachtig geel, citroengeel tot oranje, lost met eene gele kleur in zuren op, ook in koolzuur ammonium en dubbelkoolzuur kalium en natrium en dient desgelijks tot porseleinverf.
De uraniumoxydezouten zijn geel met een groenen weerschijn; de oplosbare reagéren zwak zuur, zijn scherp van smaak, kristalliséren gedeeltelijk gemakkelijk en worden door gloeijing ontleed. Salpeterzuur uraniumoxyde (U2H4N20IO) vormt groote kristallen met 4 moleculen kristalwater, lost gemakkelijk op in water, ook in alkohol en aether, laat bij verwarming oxyde achter, vervolgens oxyduloxyde en komt te pas bij de photographie. Uit de oplossingen van uraniumoxydezouten doen alkaliën gele uraniumzure zouten (uranaten) neerslaan. Deze verbindingen kunnen meestal de gloeihitte verdragen, en sommige dienen tot het kleuren van porselein en glas, vooral het natriumuranaat (Na2U207 + 6H20), hetwelk uit uraniumpekerts verkregen wordt en als uraniumgeel in den handel komt. Uraniumchlorure (UCl2) ontstaat bij verwarming van uraniumoxydule of van uraniumoxyduloxyde met kool in chloor; het vormt zwartgroene kristallen, is niet gemakkelijk vlugtig, maar zeer hygroscopisch en geeft eene donkergroene oplossing, die bij verhitting in hydroxydule en zoutzuur wordt ontleed.