Onder dezen naam vermelden wij:
Simon André Tissot, een verdienstelijk geneeskundige, geboren te Grancy den 20sten Maart 1728. Hij studeerde te Montpellier, vestigde zich als geneesheer te Lausanne, werd hoogleeraar aldaar, zag zich benoemd tot lid der Koninklijke Maatschappij te Londen, aanvaardde in 1780 het hoogleeraarsambt te Pavia, maar keerde drie jaar later naar Lausanne terug, waar hij den 13den Junij 1797 overleed.
Hij schreef: „Dissertatio de febribus biliosis (1788)”, — „Avis au peuple sur la santé (1761)”, — „Avis aux gens de lettres sur leur santé (1768 en later)”, — „Ouvrages divers (1769, 10 dln)”,—„Traité de l’épilepsie(1770)”, — en „Essai sur les maladies des gens du monde (1761)”.
Clément Joseph Tissot, desgelijks een verdienstelijk geneeskundige en een bloedverwant van den voorgaande. Hij werd geboren in 1750 te Ornans en bekleedde langer dan 20 jaar de betrekking van militair arts. In 1787 werd hij adjunct-geneesheer van het Huis van den hertog van Orleans en later chef van geneeskundige dienst aan het hospitaal te Lyon.
Hij verloor die betrekking in 1793, werd later bij herhaling gearresteerd en ontsnapte naauwelijks aan de doodstraf. Na dien tijd woonde hij onderscheidene veldtogten bij en maakte zich in het leger en in de hospitalen zeer verdienstelijk, zoodat hem het eerelidmaatschap werd aangeboden van de KeizerIijke Académie van geneeskunde te Weenen.
Pierre François Tissot, een Fransch geleerde en schrijver, geboren te Versailles den 10den Maart 1768. Hij wijdde zich te Parijs met goed gevolg aan de beoefening der wetenschap en betoonde in zijne jeugd veel neiging tot de dichtkunst. Bij het uitbarsten der Groote Revolutie werd hij medewerker aan republikeinsche tijdschriften en zag zich tevens met eene betrekking begiftigd, welke hij tijdens het Schrikbewind verloor, zoodat hij zich genoodzaakt gevoelde, zijn onderhoud te zoeken in de stichting van eene fabriek.
Na de gebeurtenissen van 18 Fructidor werd hij bij de policie geplaatst en kort vóór de omwenteling van 18 Brumaire door het departement Seine afgevaardigd naar den Raad van Vijfhonderd. Wegens een gebrek in den vorm der verkiezing kon hij geene zitting nemen en begaf zich naar het land. Als republikein plaatste men na het uitbarsten der „helsche machine” zijn naam op de lijst der ballingen, doch die naam werd op last van Napoleon doorgehaald.
Zelfs verkreeg hij op nieuw een ambt en werd vervolgens Keizerlijk censor, bepaaldeIijk belast met het toezigt op de „Gazette de France”Ook belastte hij zich met de openbare verdediging der Keizerlijke staatkunde en verkreeg in 1814 een professoraat aan het Collège de France. Reeds gedurende de Honderd Dagen legde hij de grondslagen voor het dagblad, hetwelk na de tweede Restauratie onder den naam van „Le Constitutionnel” in het licht verscheen. Door zijn ijveren voor het Bonapartismus haalde hij zich echter het ongenoegen der regéring op den hals, zoodat hij het professoraat verloor.
Na de Julij-omwenteling zag hij zich hersteld in dat ambt, werd in 1833 lid van de Académie, en overleed den 7den April 1854. Hij leverde: eene vertaling der „Bucolica” van Virgilius (1800; 4de druk, 1823)”, — „Etudes sur Virgile (2de druk, 1841, 4 dln)”, — „Trophées des armées françaises depuis 1782 jusqu’en 1815 (1819, 6 dln)”, — „Mémoires historiques sur Carnot (1824)”, — „Poésies érotiques (1828, 2 dln)”, — „Histoire complète de la révolution française (1833—1836, 6 dln)”, — en „Leçons et modèles de la littérature française (1835—1836, 2 dln)”.