Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Timor

betekenis & definitie

Timor, het oostelijkste en aanzienlijkste der Kleine Soenda-eilanden in den Indischen Oceaan, heeft eene oppervlakte van 5461/2 □ geogr. mijl, is door koraalriffen omgeven en heeft meerendeels steile, schier ontoegankelijke kusten. Over het binnenland loopt eene boschrijke bergketen, wier toppen eene hoogte bereiken van 3600 Ned. el, terwijl er talrijke beken afdalen. Het klimaat is er warm en aan de kusten ongezond. In den zomer heerscht er vaak eene aanhoudende droogte, en de regentijd duurt er van November tot April.

De nijverheid is er van weinig beteekenis, maar van meer belang is er de handel, die er hoofdzakelijk gedreven wordt met Batavia en Banda. Tot de uitvoer-artikelen behooren er: sandelhout, vee, was, schildpadden en metalen (goud, koper en ijzer), en er worden voornamelijk manufacturen en ijzeren voorwerpen ingevoerd. De bewoners, wier aantal vermoedelijk 1/2 millioen bedraagt, zijn afstammelingen van de Papoea’s en van deze met Maleijers; voorts heeft men er Chinézen, Portugézen en Nederlanders. Het noordoostelijk gedeelte van het eiland is in het bezit der Portugézen en het zuidwestelijk en tevens grootste gedeelte in dat der Nederlanders. De voornaamste havenplaats en de zetel van den Nederlandschen resident is Koepang. In 1610 verschenen er de eerste Portugésche zendelingen, bragten in het noordoosten een groot gedeelte der bevolking tot het Christendom en verzekerden aan Portugal het bezit des lands. In 1688 vestigden er zich de Nederlanders in het zuidwestelijk gedeelte, maar de eigendom daarvan werd hun in de dagen van Napoleon door de Engelschen betwist. Ook hier breidt de Mohammedaansche godsdienst zich meer en meer uit onder de inboorlingen.

Het Nederlandsch gebied wordt door Melvill van Carnbee geschat op 352 □ geogr. mijl. De grootste lengte van het geheele eiland is ongeveer 85, zijne grootste breedte omstreeks 20 uur gaans. De geologische gesteldheid van Timor is over het geheel nog weinig bekend; er is veel koper- en chroom-ijzererts. Men verbouwt er veel maïs, hoewel de rijst er niet geheel en al ontbreekt; ook zijn er onderscheidene soorten van nuttige palmen, kajapoeti-, tamarinde- en pisangboomen. Wijders kweekt men er koffij, thee, indigo, tabak enz., en men heeft er herten, wilde zwijnen, wilde katten, apen, vledermuizen en vele vogels, terwijl er in de wateren de cachelot veelvuldig voorkomt. De paarden zijn er uitmuntend, en buffels, geiten, varkens en schapen in menigte voorhanden.

< >