Thorn, in het Poolsch Torun, eene arrondissementshoofdstad en vesting in het Pruissische district Mariënwerder, ligt aan de Weichsel en aan de lijn Schneidemühl-Bromberg-Thorn-Insterburg van den Pruissischen Oosterspoorweg (met zijtakken naar Warschau en Posen), terwijl er eene spoorwegbrug ter lengte van 1000 Ned. el over de rivier is gespannen. Zij is de zetel van een paar regtbanken, heeft oude, door de Duitsche Orde gebouwde ringmuren, 2 Evangelische en 3 Roomsch-Katholieke kerken, eene synagoge, een gymnasium, een militair lazareth, een oud kasteel van 1260, een fraai raadhuis, onderscheidene fabrieken en een levendigen handel in hout, graan, vee, steenkolen en ijzer, en telt bijna 20000 inwoners (met het garnizoen). Op het marktplein aldaar verheft zich sedert 1853 het bronzen standbeeld van Copernicus, die in 1473 te Thorn geboren werd. De vestingwerken waren er te voren van weinig belang, maar de stad is thans door den aanleg van onderscheidene gedetacheerde forten op de beide oevers van de Weichsel in eene vesting van den eersten rang herschapen.
De stad, gesticht in 1231 door den grootmeester Hermann Balk en daarna door Duitsche landverhuizers bevolkt, trad vervolgens toe tot de Hansa. Hier werd in 1441 de vrede gesloten tusschen koning Wladislaus II van Polen en de Duitsche Orde. In 1454 werd het kasteel door den Pruissischen Bond veroverd en door de ingezetenen verwoest. Den 19den October 1466 kwam er een tweede vrede tot stand tusschen de Polen en de Duitsche Orde. De wapenstilstand met Polen, te Thorn gesloten, bezorgde aan den grootmeester Albrecht von Brandenburg vier jaren van rust tot aan den Vrede van Krakau. In 1557 omhelsden de raad en de burgers te Thorn de Hervorming, en in 1645 werd er onder het voorzitterschap van Ossolinski het „Colloquium charitativum” gehouden, om de R. Katholieken en Protestanten met elkander te verzoenen.
In den Zweedsch-Poolschen Successieoorlog werd de stad door Karel X Gustaaf van Zweden veroverd (1655), maar moest zich drie jaar later overgeven aan een Poolsch-Keizerlijk belegeringskorps. Den 16denJulij 1724 ontstond er een twist tusschen de leerlingen der Jezuïetenschool en die van het Protestantsch gymnasium, hetwelk in een oproer veranderde, waarbij het klooster der Jezuïeten bestormd en verwoest werd. De Poolsche regéring deed daarop den 7den December 1824 den voorzitter van den gemeenteraad, Röszner, en negen burgers onthoofden en bepaalde, dat in de toekomst de stads overheid voor de helft uit R. Katholieken bestaan en de Maria-kerk aan de R. Katholieken toebehooren zou. Bij de tweede verdeeling van Polen huldigde Thorn tegelijk met Dantzig den Koning van Pruissen. Door den Vrede van Tilsit (1807) verviel de stad aan het groothertogdom Warschau, en den 16den April 1813 moest zij, nadat zij door de Russen en Pruissen omsingeld was, na een bombardement van acht dagen capituléren. Door de Weener Congrès-acte keerde zij in 1815 tot Pruissen terug en werd na 1818 van vestingwerken voorzien, en voor de verbetering daarvan is in 1873 door het Duitsche Rijk eene som van bijna 17 millioen mark besteed.