Tanah-Boemboe, eene landstreek in Bornéo’s Zuider- en Ooster-afdeeling, bestaat uit eenige kleine rijken, grenst in het oosten aan de straat van Makassar en in het westen aan Bandjermasin, waarvan zij gescheiden is door het gebergte Meratoes, waarin diamanten en goud worden gevonden. Zeven daarvan afdalende rivieren besproeijen het land, en van deze zijn de Tjantoeng en de Tjengal de voornaamste. Aan de kust heeft men een tweetal baaijen, namelijk die van Kloempang en Pamoekan. Ook heeft men er onderscheidene kanalen.
Het land is grootendeels met digte wouden bedekt, en alleen in de hoogere streken vindt men rijstvelden en vruchtboomen. Behalve diamanten, goud en rijst, behooren er tot de voortbrengselen: vogelnestjes, trepang, damar, was, karet, houtsoorten en rotan. De bevolking, ten bedrage van omstreeks 8000 zielen, bestaat er uit Dajaks, Maleijers en Boeginezen en is kalm en zachtmoedig van aard.
