Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Spohr

betekenis & definitie

Spohr (Ludwig), een verdienstelijk componist en de grondlegger eener school van degelijke vioolspelers, geboren den 5den April 1784 te Brunswijk, onderscheidde zich zeer vroeg door zijn muzikaal talent, zoodat hij reeds op zijn 5de jaar met zijne moeder duetten zong. Op 12-jarigen leeftijd bezocht hij het gymnasium te Brunswijk en ontving tevens onderwijs in de muziek. Voorts oefende hij zich zelven, werd op 15-jarigen leeftijd door den Hertog tot kamermusicus benoemd, vergezelde vervolgens Franz Eck op eene kunstreis naar Rusland, en keerde eerst in 1803 naar Brunswijk terug. Hier had Rode grooten invloed op zijne ontwikkeling, en zijn roem verspreidde zich zoo snel, dat hij reeds in 1805 tot concertdirecteur te Gotha benoemd werd.

Hier bleef hij, met uitzondering van eenige kunstreizen met zijne echtgenoote, de uitstekende harp- en klavierspeelster Dorette Scheidler, tot 1813. Toen werd hij schouwburgdirecteur te Weenen, maar legde weldra die betrekking neder en deed kunstreizen tot in Zwitserland, Italië en Nederland, totdat hij in 1817 tot kapélmeester aan den schouwburg te Frankfort aan de Main werd benoemd. Hier bragt hij in 1818 zijne opera: „Faust” en in 1819: „Zemire und Azor” met grooten bijval ten gehoore, doch ook hier nam hij spoedig zijn ontslag en begaf zich weder op reis naar België, Parijs en Londen. In 1822 werd hij Hofkapélmeester te Cassel en was er ijverig werkzaam als muziek-onderwijzer en componist. Hier schreef hij de opera: „Jessonda”.

Na het verlies zijner echtgenoote trad hij weder in het huwelijk met de uitmuntende pianiste Marianne Pfeiffer en werd in 1847 bevorderd tot directeur-generaal der muziek. Later had bij van de luimen van den Keurvorst veel te Iijden, ontving in 1857 pensioen, en overleed te Cassel den 22sten October 1859. Als componist schitterde hij schier op elk gebied der toonkunst; hij leverde 8 opera’s, 5 oratoria, vele liederen, 9 symphonieën, 43 kwartetten, en uitstekende stukken voor viool van verschillenden aard. Tot zijne beste kunstwerken rekent men de oratoria: „Die letzten Dinge”, „Der Fall Babylons”, „Des Heilands letzte Stunden” en de opera’s: „Jessonda” en „Faust”. Zijn voortreffelijk vioolspel verhief hem daarenboven tot een der eerste kunstenaars onzer eeuw.

< >