Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Satire

betekenis & definitie

Satire (Eene), een hekel-, spot- of strafdicht, kan zich kleeden in verschillenden vorm en optreden als drama, als epos, als roman en vooral als dichterlijke brief. De satire wendt zich tot het zedelijk geweten en haalt de verkeerde zeden en gewoonten van anderen over den hekel, terwijl zij die op de wijze van Horatius aan den spot of op die van Juvenalis aan de verachting prijs geeft. De satire heeft zich vooral ontwikkeld bij de Romeinen. Nadat zij van Ennius een behoorlijken vorm verkregen had en door Lucilius tot een letterkundig kunstgewrocht verheven was, werd zij met uitstekend goed gevolg beoefend door Horatius, Persius en Juvenalis.

Als versmaat gebruikten zij den hexameter en den iambus. In den nieuweren tijd werden ook satiren in proza geschreven. Onder hen, die zich op het gebied der satire verdienstelijk hebben gemaakt, vermelden wij in Duitschland: Wieland, Jean Paul, Rabener, Hamerling en vooral Heine, — In Italië: Ariosto, Alemanni en Alfiéri, — in Spanje: Cervantes de Saavedra en Quevedo, — in Frankrijk: Molière, Regnier, Boileau, Voltaire, Chenier en Béranger, — in Engeland: Pope, Swiften Th. Moore, — en in Nederland: Vondel, Justus van Effen en A. Fokke Simonsz.

< >