Rziha (Franz), een verdienstelijk ingenieur, geboren den 28sten Maart 1831 te Hainspach in Bohemen, ontving zijne opleiding aan de technische hoogeschool te Praag, was daarna werkzaam als assistent-ingenieur bij den aanleg der spoorwegen over den Semmering en over het Karstgebergte, en onderscheidde zich zoo zeer bij het boren van tunnels, dat hij in 1856 belast werd met het bouwen van een tunnel bij Czernitz, niet ver van Ratibor. In 1857 had hij mede het bestuur over den aanleg van tunnels op den spoorweg van de Ruhr naar de Sieg en in 1861 op dien van het moeijelijkste gedeelte van den spoorweg van Kreiensen naar Holzminden. In 1866 trad hij in dienst van Brunswijk, bragt er den aanleg van spoorwegen tot stand en zag er zich belast met het beheer over de bruinkolengroeven. In 1878 ontwierp hij spoorwegen in Bohemen en Saksen, en van 1871—1874 bevorderde hij den aanleg van 4 spoorwegen in Bohemen, waarna hij als hoofdingenieur bij het Oostenrijksche handelsministérie werd geplaatst.
In 1876 echter nam hij zijn ontslag en woont sedert dien tijd als civiel-ingenieur te Weenen. Van zijne talrijke geschriften vermelden wij: „Lehrbuch der gesammten Tunnelbaukunst (2de druk 1874, 2 dln)”, — „Die neue Tunnelbaumethode in Eisen (1864)”, — „Der englische Einschnittsbetrieb (1872)”, — en „Die Bedeutung des Hafens von Triest für Oesterreich (2de druk 1873)”. De door hem uitgevondene methode om bij het bouwen van tunnels, in plaats van eene bekleeding van hout, eene van ijzer te bezigen, heeft op den lateren aanleg van tunnels een gewigtigen invloed gehad.