Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Runen

betekenis & definitie

Runen zijn de oudste schriftteekens der Germanen. Zij zijn afkomstig van het Phoenicisch, en het schijnt, dat alle Germanen ze bezigden, bepaaldelijk de Gothen, Franken, Angelsaksen en Skandinaviërs. Zij werden zelden gebruikt voor een zamenhangend geschrift, maar in steen, metaal of hout gehouwen of gegrift, weshalve zij een regtlijnigen vorm bezitten. In handschriften komen naast het Latijnsche alphabet zelden runen voor.

Zij waren geene klank-, maar woord-teekens. Run, in het meervoud runar of runir, beteekent geheim, en volgens de „Edda” zijn de runen door Odin uitgevonden en aan bevoorregte stervelingen medegedeeld. Zij werden dan ook gebezigd tot voorspellingen en bezweringen. De oudste vermelding van runen vindt men bij Tácitus. Men had tooverrunen, bestemd voor verschillende oogmerken. Men onderscheidt een klein alphabet van 16 teekens, alleen in het Noorden in zwang, en een groot alphabet van 24 teekens, bij de Noord- en Zuid-Germanen en Angelsaksen in gebruik. Zij werden geschreven van de regter naar de linker hand, en ook wel omgekeerd.

Het oudste voorwerp met runen, de „Gouden hoorn” van Gallehuus bij Tonderen, is vermoedelijk afkomstig uit de 4de of 5de eeuw. Niet veel jonger zijn de steenen van Tune, Varnum, Tanum enz. De opschriften met het kleine alphabet klimmen niet hooger op dan tot de 9de eeuw; men heeft er in Gottland eene groote menigte, en onder deze nog uit de 16de eeuw. Sommigen daarvan bevatten stafrijmen. Men vindt veel merkwaardigs over de runen in „The old northern runic monuments of Scandinavia and England (1866— 1868, 2 dln)” van Stephens. Ook Grimm, Lauth, Hoffman, Magnusen, Bugge enz. hebben daarover zeer belangrijke werken geleverd.

< >